Dag 5 – Berghem (NL)

De ochtend brak aan en we werden gewekt, of eigenlijk wakker gehouden, door de typisch Zwitserse koeienbellen. Wist u dat koeien helemaal niet slapen ‘s nachts? Het liefst staan ze onder je raam de zonnedans te doen zodat het sneller licht wordt.
Afijn, we waren er bijtijds bij zullen we maar zeggen. Toen we uit ons slaapkamerraam keken zagen we niet alleen de koeien met bellen, maar ook waar het hotel de naam Alpenblick vandaan had. Om ons heen bevonden zich bergen, gras, koeien en nog meer bergen. Toen we in de auto naar Luzern reden zagen we wat we door het donker gisteren niet konden zien: de wonderschone natuur van de Zwitserse Alpen. Langs het meer reden we naar Luzern en alleen dat was ons Zwitsers vignet al waard. Luzern zelf is een leuk stadje met een fenomenaal uitzicht op de bergen en het meer. Dat maakte dan de files om het paspoort op te halen weer goed. Rond een uur of twee gingen we dan toch naar huis rijden. Grenzen zijn normaal voer voor meer dan één blog en eindeloze verhalen in het bejaardentehuis. De Zwitserse grens niet. Mijn medereiziger zei droogjes dat dit de snelste niet-EU-grensovergang was die hij ooit zou ervaren. Ik moet hem hierin gelijk geven. Zelfs de grens tussen Kroatië en Slovenië was langzamer. En dat zijn beiden EU-landen…
We komen terug in Nederland dat de eerste tropische dag heeft meegemaakt en wij zijn blij dat we die gemist hebben. We hebben heerlijk weer gehad met een lekker briesje en we hebben ontzettend genoten van de reis zelf, Florence en alle nieuwe indrukken die we hebben opgedaan. Voor nu is het weer even klaar. Maar over een paar weken barst het feest weer los. Dan gaan we de echte Oekraïeners ontmoeten. Voor nu: arrivederci

Dag 4 – Luzern (CH)

We hadden nog wat tegoed, dus gingen we ‘s morgens op pad naar de Santa Maria del Carmine en de Duomo in Florence. De laatste bijvoeglijke bepaling is essentieel voor vandaag. Bij de Duomo stond alweer of nog steeds een lange rij en na een iets meer dan een uurtje mochten we gratiesj naar binnen. Daar troffen we – ik quote mijn partner in crime – “een vrij lege kerk” aan. Om een complete deceptie te voorkomen focusten we ons op de Italiaanse gotiek, de architectuur en de constructie van de koepel. Dat dat ook is waarom die kerk zo bijzonder is doet er even niet toe.

Nadat ook deze kerken van het lijstje konden, gingen we richting de auto. De uitgang was hoger dan de ingang, dus de dakkoffer kon blijven zitten (mind you, de dakkoffer was mee, vanwege “ja, Tess, ik wil dat gewoon een keer geprobeerd hebben”). Afijn, de Italiaanse garagewachter, die zou schreeuwen als het toch niet paste, was voor niets heel zenuwachtig voor zijn doorgang. En om twee uur reden we de stad uit richting het noorden. Het toeval wilde dat we onderweg twee Italiaanse meisjes tegenkwamen die op de snelweg even hun auto uitstapten en een tunnel gingen bekijken (zouden Oekraïners en Italianen aan elkaar verwant zijn?) en de weg Milaan kruiste. Laat daar nu ook een Duomo staan en laten wij daar nu ook voor sluitingstijd langskomen…

Wij zagen dat zich hier een kans voordeed die we moesten grijpen. De auto werd in een dakkofferproof-garage geparkeerd, het was vervolgens een metertje of 800 lopen en zes euro later stonden we in die andere Duomo. Deze voldeed wel aan de verwachtingen van de medereiziger, want deze kathedraal was verre van leeg.

Nu was het tijd om degene voor wie deze blog geschreven is even in verwarring te brengen. Wij gingen ondertussen weer naar onze auto terug en vervolgden onze weg naar het noorden. Tijdens onze reis zagen we een mooie waterval waar een dorp onder aan de voet lag. Daar kozen we een restaurantje en hebben we de gastheer vermaakt, want die genoot er zichtbaar van om zijn Engels te oefenen. Hoewel Zwitserland aan alle clichés voldoet, brak deze gastheer er een: hij maakte een rekenfoutje in de bon. Zijn excuses horen we nog steeds. In het donker zochten we onze weg naar het hotel om vol ongeduld te wachten op de ochtend zodat we dan konden zien langs welk schoons we in het duister gereden zijn.