Dag 17 – Error (thuis, NL)

Als u dit berichtje leest, zijn we weer thuis. Maar dat had nog best wat voeten in de aarde. Zeventien uur duurt lang wanneer er een waarschuwingslampje hysterisch in je dashboard oranje knippert.

Goed, nog eerst een laatste reflectie op Servië. De laatste keer dat we er waren was zeven jaar terug. Toen vroeg nog één vriend ons om bij een eventueel nieuw referendum over de EU en Servië weer tegen te stemmen (hij refereerde aan het Oekraïne-referendum) en de rest van de Servische vrienden mijmerden eigenlijk vooral over alle voordelen van een EU-lidmaatschap of men probeerde zelfs actief een Hongaars paspoort te regelen. Nu merk je aan alles dat er in zeven jaar veel kan gebeuren.

Normaal kun je in Oost-Europa geen kant opkijken zonder een Oekraïense vlag te zien. Hier zagen we voor het eerst sinds lange tijd trotse Russische vlaggen wapperen. Op verschillende plekken spraken Serven hun steun aan Rusland uit. Hier zagen we ook voor het eerst in lange tijd weer tankstations van Lukoil en Gazprom. In Belgrado hing over railingen van verschillende viaducten een spandoek met de slogan “Servië is geen volk dat genocide heeft gepleegd”. En de snelwegen die in 2017 nog niet bestonden? Zonder uitzondering Chinees. Servië heeft de afslag weg van de EU genomen. En om het nog complexer te maken: omdat Servië warme banden met Rusland heeft, geldt er een gunstig visumregime voor Russen. Die Rus die we in Uvac tegenkwamen? Gevlucht voor de mobilisatie en tegen de oorlog. En hij is niet de enige.

En toch is het ook ‘goed’ of ontnuchterend om dit te zien en te ervaren. Niet omdat we het ermee eens zijn, maar omdat Servië een unieke en ongefilterde inkijk geeft in de overtuigingen van de andere kant die we – eerlijk is eerlijk – maar weinig horen in Nederland, maar die in de rest van de wereld niet zo omstreden zijn als we eigenlijk hopen. En hier wordt zichtbaar wat er gebeurt als je niet pro-EU bent: China (en Rusland ook) vult het gat met alle liefde.

En de gewone Serven die we spraken? Die klagen nog steeds over de uitdagende leefomstandigheden in een land als Servië – hen lijkt het niet meer uit te maken wie er helpt verbetering in aan te brengen: EU of geen EU. Helpt het dan om een land als Servië te boycotten? We hebben niet de illusie dat onze komst naar een land als Servië het tegengif tegen politiek cynisme is, maar ik denk wel dat menselijk contact en oprechte interesse in de situatie van de ander een eerste broodnodige stap is in deze gepolariseerde wereld.

En voor iedereen die begint te twijfelen aan onze standpunt in de oorlog in Oekraïne: we hebben niet getankt bij Gazprom of Lukoil en voorlopig zullen we dat ook niet doen.


Het was intussen wel tijd om Servië te verlaten en weer terug te keren in onze pro-Oekraïnebubbel. Nog anderhalf uur kronkelweggetjes scheidde ons van kilometers smooth snelwegasfalt. En dat was het moment dat Szusza besloot dat het tijd was om aandacht te vragen voor haar vierwielaandrijving door middel van drie knipperende oranje lichtjes. Maar hé, met oranje mag je nog naar huis rijden. Toch? Het reed toch niet heel prettig.

Terwijl een van ons de voorwaarden van de pechhulp van onze autoverzekering ging uitzoeken, probeerde de ander Szusza uit te lezen. Maar Szusza liet zich niet lezen en hoewel onze pechhulp royaal is, was het idee dat je met je auto en al je bagage in Servië stond toch iets minder aantrekkelijk. We besloten door te rijden, want afhankelijk van wie je het vroeg, merkte je niet heel veel verschil in Szusza met of zonder oranje lichtjes.

Na de Kroatische-Servische grens was er nog maar een lampje over wat knipperde en als je de vierwielaandrijving in een andere stand zette, knipperde dat ook niet meer. Reden we alleen wel in lock in een niet echt off the road-situatie. Gelukkig hadden we heel Oostenrijk om te googelen wat wijsheid was in deze situatie.

En daar kwam een – sorry voor de slechte taalstijl in deze zin – polariserend beeld naar voren. Het ene kamp zag de oplossing in een paar keer voor- en achteruitrijden op een egale ondergrond. Het andere kamp oordeelde dat de auto minimaal total loss zou zijn als je nog een meter doorreed. Zeg maar neem-maar-een-paracetamol-thuisarts.nl vs. je hebt de laatste fase van kanker en je gaat dood; maakt niet uit dat je maar een snotneus hebt.

We besloten in Duitsland toch maar even het nummer van de pechhulpcentrale op te zoeken en eerst de twee garages waar we normaal naartoe gaan even te bellen. Garage nummer een dacht dat we ter plekke ons differentieel aan het kapotrijden waren, maar had geen ervaring met vierwielaandrijving. Garage nummer twee heeft er wel ervaring in en zei: “Irritant hè, dat lichtje? Maar zo lang je niet op de Autobahn rijdt, kan het niet zo heel veel kwaad. Kom dinsdag maar langs.” – terwijl wij in de zoveelste Baustelle-file op de Autobahn stonden… Maar als we geen snelheidsduiveltjes uithingen, moesten we het wel redden tot aan de garage in Nuland.

Intussen had Szusza besloten ook haar laatste knipperende lichtjeskeutel in te trekken en zonder alarmlichtjes reden we de Nederlandse grens weer over. * insert rundfunk met Duits accent: “Oh nee, toch niet” * Het lichtje knippert inmiddels toch weer. Szusza mag nog even een paar dagen bijkomen op de oprit, dinsdag gaat ze naar de dokter. Wij zijn in ieder geval heelhuids weer thuis. We gaan Szusza en de WordPressapp weer oplappen voor de volgende vakantie. Wie weet waar ze ons gaan brengen. Voor nu: ciao en dovidenja!

Dag 15 – Het schip in (Kusici, SRB)

We zitten in het westen van Servië en dat is een bergachtig gebied waar je in de winter zelfs kunt skiën. Niet alleen de rivier de Morava stroomt door deze regio, maar ook de rivier de Uvac drukt zijn stempel op het landschap hier en ik raad u aan even een kleine Google-sessie te starten. Dit is echt een ondergewaardeerde regio van de Balkan.

Hoog tijd dus om onvervalst de toerist uit te gaan hangen. Onze gastheer had ons een contact en een locatie gegeven waar we ons om tien uur moesten melden en dan konden we met een bootje mee de rivier op. We moesten zeggen dat we bij Nenad verbleven en alles zou goed komen.

Het werd een bijzondere dag.

Om een paar minuten voor tien waren we bij de locatie, een restaurantje. Het restaurantje was uitgestorven en eigenlijk alles om ons heen was leeg en stil. Alleen ergens in een hok hoorden we wat gerommel.

Uiteindelijk kwamen we een man tegen. We noemden de naam van Nenad en kregen toen een moeilijke blik terug. Het bootje bleek een halfuurtje voor onze komst te zijn vertrokken, maar waarschijnlijk zou om half twaalf de schipper nog een keertje varen. We konden we wachten in het restaurantje.

En plots was daar de vrouw van het restaurantje. Ze heette Slavica en haar naam klinkt even gezaghebbend als dat ze was. Of Gerard niet even kon helpen. Gerard verdween met Slavica en na een tijdje kwam Gerard weer terug met rakija en twee glaasjes. Hij had een koelkast moeten verplaatsen. Vervolgens kwam er nog baklava. Slavica beweerde dat de Turkse baklava alleen maar uit suiker bestond, die van haar was veel lekkerder en had nootjes. En daar was geen woord aan gelogen.

Het werd half twaalf en er kwam een bootje terug. De schipper zei echter dat hij nog niet ging varen. Hij wachtte nog op een groep en dan gingen we. Zou nog een kwartiertje duren.

Het werd twaalf uur. Slavica probeerde nog meer eten en drinken aan ons te slijten, maar wij waren er eigenlijk wel een beetje klaar mee. Het was namelijk ook nog steeds ruim dertig-plus graden, dus we besloten toch naar beneden naar het bootje te lopen en maar onze vaart af te dwingen door alvast in het bootje te gaan wachten.

Het duurde een kwartiertje en toen verschenen twee mensen. Ze wilden ook meevaren. We legden uit dat dat waarschijnlijk wel kon, maar dat wij eigenlijk ook niet wisten of en wanneer dat dat dan zou gaan gebeuren. Na een minuut of tien had de man van het stel weten te achterhalen dat de groep er echt bijna aankwam en dat het bootje dan zou gaan.

Het werd kwart voor een, het werd een uur…

En toen verscheen er hoog in de bergen een bus. De bus stopte uiteraard niet bij het bootje, dus een hele groep met mensen stroomde uit de bus en zwermde vervolgens de helling af en kwam aandruppelen bij de bootjes. Na ruim drie uur wachten konden we vertrekken. Jeejj!

Wat u alleen niet weet, maar wij al vrij snel ervaarden, was dat dit een groepsuitje was. En het was het docentenkorps van een middelbare school in Novi Pazar. Hoe je dan zo te laat kunt komen is ons een raadsel (check wederom Google), maar het aantal decibellen dat deze docenten bij elkaar produceerden was nog indrukwekkender. Daar gingen we het natuurgebied van de Uvac-rivier in.

Wat doen docenten zonder leerlingen? Die gaan zelf de leerling uithangen. Drie bootjes docenten, twee andere toeristen en wij zigzagden door de meanders van de Uvac. De schipper was allang blij dat hij eindelijk een groep Serven had tegen wie hij zijn sterke verhalen kon ophangen en die niet sceptisch of onbegrijpend terugkeken, dus het werd al gauw een opboksen van de mannetjes op de boot. De vrouwen hadden het vooral reuzegezellig en maakten de ene selfie na de andere – alles onder het genot van een hoeveelheid sigaretten waar de Nederlandse tabakslobby jaloers van zou worden.

Onderdeel van de trip was een bezoek aan de ijsgrot. Je verwacht het niet met zo’n naam, maar toch had een flink deel van de groep geen warme trui meegenomen. Het leek wel alsof het fenomeen puber niets leeftijdsgerelateerds is, maar dat het een verplichte rol is die een groep in een schoolcontext moet aannemen. Bij gebrek aan tieners wordt de groep docenten dan de groep mensen met een prefrontale cortext in ontwikkeling.

Wij zijn dus in 2017 ook in een grot in Servië geweest. De gids die we daar hadden was het type wat je in Rusland ook in musea tegenkomt: onbetwiste experttsarina in haar domein die geen tegenspraak duldt en die een air uitstraalt waardoor je je meteen nederig en intens gelukkig voelt dat je het voorrecht mag genieten dat je je in haar aanwezigheid mag laven aan haar kennis.

Goed, de Servische grotdame was duidelijk en onverbiddelijk: absolute stilte en geen flistlicht, want dat ontregelde de vleermuizen. Een ieder die dit wel waagde was ze in staat achter te laten in de grot. Je durfde niet eens naast het pad te kijken, want je wilde niet de verdenking op nemen dat je het waagde te overwegen aan iets anders te denken dan haar verhaal en de ware weg die zij ons voorging. Aan het eind van de tour moesten we verplicht een kwartier acclimatiseren en pas als zij er absoluut van overtuigd was dat we niet direct door het temperatuursverschil van ons graatje gingen buiten de grot, mochten we vertrekken.

Dat was 2017 en dat was ook een andere gids. Onze schipper in 2024 was ook de gids en hij had wat te bewijzen. We gingen de ijsgrot in die zijn naam eer aan deed. De grot was koud en vochtig en de stalactieten en stalagmieten ontstonden ter plekke. Er was een pad, maar waarom zou je daarop lopen? Het is niet alsof er naast dat pad geen glibberige en bijna aangevroren rotsen waren ofzo. En vleermuizen zullen er ook wel niet meer leven, want de herrie die de docenten in de bootjes maakten, werd er absoluut niet minder op in de echoput die de grot was. Toen de gids mensen uit de groep uitnodigde om water te drinken (“is twee miljard jaar oud!”) en vooral de stalagmieten te beklimmen voor de perfecte foto’s keken de twee andere toeristen en wij elkaar lichtelijk verbijsterd aan. Het andere stel kwam uit Rusland en had net als wij minimaal Russische museumtaferelen verwacht in deze grot.

Met zaklampen en luid kirrend ging de groep verder. Het pad stopte, maar niet volgens de gids. Een kleine klautertocht volgde nog tussen nauwe gangetjes en over gladde stenen. Voor ons was dit wel genoeg – tot ongeloof van de gids die in eerste instantie dacht dat wij hem niet begrepen hadden. Voor de groep was het ook genoeg, we gingen terug naar de bootjes. Maar niet voordat minimaal een handvol mensen nog even in de ongeventileerde grot een sigaret had opgestoken. Het was natuurlijk al weer veel te lang geleden na de laatste.

Op onze weg naar buiten zagen we dat iemand zelfs zijn verse sigaret verloren was, maar iedereen had haast om weer terug te komen in de warmte. Niks acclimatiseren, de gids kreeg ongeduld. En geef hem eens ongelijk: het was vier uur toen we wegreden van de Uvac. De boottocht zelf was ook met meer dan anderhalf uur uitgelopen. Sec bekeken hebben we waarschijnlijk meer waar voor ons geld gehad dan wanneer de vroege boottocht op ons had gewacht, maar “alles wordt geregeld” was wel het understatement van de dag.

Dag 14 – BBQ-weer (Kusici, SRB)

Tsja, de afstraffing. Die kwam er, maar niet in de vorm van spierpijn of rugpijn. U raadt het nooit. Het is hier 36 graden en ik ben snot- en snotverkouden. Gelukkig zat het hoogtepunt van de verkoudheid op de twee dagen dat we in de auto zaten.

Van San Boldo naar Belgrado is het een uur of acht rijden en heb je een temperatuursverschil van ongeveer 12 graden. De vorige keer dat we in Servië waren hebben we ook wat ervaring opgedaan met hitte. Grote les: hitte is no joke.

In 2017 waren we in Servië. Er heerste een officiële hittegolf op de Balkan. We waren al vrij naïef door Boedapest heen geslenterd met 42 graden onszelf afvragend waarom we door deze hitte ons toch zo lamgeslagen voelden. Toen moest Servië nog komen.

Onze gastheer bleek tijdens ons verblijf opgenomen te zijn met een heatstroke en was er op de dag van ons vertrek nog steeds goed beroerd en onder de indruk van. Toen hadden wij al met onze Lada zonder airco een autoritje door West Morava gereden. Die dag was het 47 graden en we kwamen redelijk afgedraaid en gaar terug in Pancevo.

De grensovergang tussen Kroatië en Servië werd ons echt bijna fataal. Door een samenloop van omstandigheden kwamen we op het heetst van de dag aan bij de file voor de grensovergang. Die dag ging ook heel vakantieminnend Turkije in de auto terug naar West-Europa. En dat waren over het algemeen dikke, warme, zwarte auto’s die stationair de airco aan hadden. In die schaduwloze oven stonden we te wachten en te koken. Ons drinken was lauw tot warm. De paspoorten boden slechts een beetje wind als je wapperde, maar het wapperen zelf vroeg eigenlijk al te veel. Het was kortom echt afzien en er zat denk ik maar een paar uur tussen het verhaal van onze gastheer en wij in die file. Dus wij voelden ons steeds beroerder worden. De douane durfde nog te vragen of er iemand in onze kofferbak verstopt zat. Die gesmokkelde had die uren in de gril van onze Lada met geen mogelijkheid overleefd. Eenmaal in Kroatië gaven de matrixborden elke paar kilometer aan dat de temperatuur daalde. Bij 37 graden bij Zagreb voelden wij weer wat leven in ons terugvloeien. Sindsdien nemen we Serviërs die uitspraken doen over de hitte serieus. Heel serieus.

Een andere eigenschap van Servië is dat je met elke meter die je stijgt een meter dichter bij de zon komt. In San Boldo en bijna elke andere bergachtige streek betekent dat over het algemeen dat de temperatuur daalt. In Servië stijgt de temperatuur met je hoogtemeters mee. Was het in Belgrado nog 32 graden. In Cacak was het dan toch echt 36 graden. Het verschil met de vorige keer: de snelweg is nieuw en zolang we constant rijden, hebben we een airco die het redelijk doet.

In 2017 was het beste wat West Morava te bieden had de regionale weg. Daar kun je met de beste wil van de wereld niet vaker dan een keer 80 kilometer per uur rijden. Fast forward naar 2024: Servië is een stuk minder pro-Europa en de Chinezen hebben een economisch Belt & Road initiatief. Er ligt een splinternieuwe Chinese snelweg van Belgrado naar West Morava. Waar de heenreis in 2017 naar Morava al een uur of drie in beslag nam, is nu de complete reis vanaf Belgrado geplot op drie uur.

Gelijk doet zich daar dan een Cars-vraag op: mis je niet meer wanneer je via de snelweg rijdt. Dat is zeker zo, maar de snelweg is nog niet af. Dus het laatste anderhalf uur kronkelen we alsnog door de dorpjes richting ons huisje. De eigenaar appte ons de omineuze woorden: “Als je aankomt, doe de airco aan. Het is vandaag erg warm.” Dus…

Fijn vooruitzicht als je de Servische Dinarische Alpen ingaat met de voorgeschiedenis die wij met Servië hebben. Wij hielden dus rekening met 40 graden bij aankomst en dat we compleet gesmoord zouden zijn. Maar wonder boven worden daalde de temperatuur na Cacak. Goed, het is hier nog steeds 30 graden en het voelt alsof het inderdaad 40 graden is, maar dit is niet de 47 graden van de vorige keer. Een van ons twee is wel gesmoord. Maar dat kon volgens de nieuwe gastheer wel opgelost worden met rakija. Dat hielp als antibiotica wel tegen virussen…

Dag 12 – Ieniemienieboswandeling (San Boldo, I)

We hebben nog steeds ruzie met WordPress, dus wederom excuses voor de vertraging. Het lijkt hier de Deutsche Bahn wel.

Omdat we toch in de bergen zitten en het bloed kruipt waar het niet gaan kan, wagen we het er toch op: een boswandeling. Dit soort wandelingen zijn altijd een uiterste beproeving van de fysieke grenzen van onszelf en de relationele grenzen van ons allebei, maar we kunnen deze kwelling gewoon niet niet doen tijdens een vakantie. Dus de allerlaatste dag van San Boldo werd gewijd aan een boswandeling.

Volgens Alltrails een makkelijke trip van een kilometer of 4,5 waar je anderhalf uur over zou moeten doen. Ons werden fantastische panorama’s op een kleine doch kleurrijke rivierkloof van het stroompje Ardo beloofd. Voordeel van Alltrails: je ziet het hoogteprofiel van de route. En dat – kunnen we gerust stellen – heeft een van ons (of eigenlijk twee van ons) gered. Het zwaartepunt zou namelijk in de tweede helft van de wandeling zitten. Ongeveer 165 van de 165 meters zouden in de laatste kilometer verstopt zitten.

Dat kon beter: halverwege de route zou je namelijk ongeveer 100-120 meter dalen. Nogal een ongelijke verdeling als je het ons vroeg. En de route was een rondje. Dus besloten we de route tegengesteld te gaan lopen. Eerst veel afdalen, op de helft een deel stijgen en de laatste kilometer vlak.

Waarom vraagt u zich af? Er is een groeispurt gestart met alle gevolgen van dien. Dus vlak eindigen wanneer je al inspanning hebt geleverd, is een stuk prettiger dan afgepeigerd nog 165 meter naar boven klauteren. En hoewel het hier zeker geen dertig graden is, is het ook niet zo dat het weer niets van je vraagt: beetje plakkerig is het wel.

Daar begonnen we dan: aan het eind. Alle bordjes wezen onze kant op en wij eigenwijs daaraan voorbij stappen alsof we niet verkeerd liepen. Voor ons begon de afdaling en druppelsgewijs zagen we ploeterende wandelaars op ons afkomen die ons met een vertwijfelde blik aankeken. Wij deden alsof we gek waren en liepen stoïcijns door.

Op het laagste punt kwamen we de Ardo tegen. Mooi uitzicht, maar nog geen kloof met alle kleuren van de regenboog. Dus wij hadden het gevoel dat het beste nog moest komen. Tegelijkertijd hadden we door de afdaling ook wel een idee gekregen hoever het weer omhoog was en dat idee was best… ontmoedigend? We besloten het er nog even van te nemen bij de doorwaadbare plaats van de Ardo, zodat we alle moed die er maar was voor de tweede helft bij elkaar verzameld hadden.

Daar gingen we dan. Tien meter hoger kwamen we inderdaad bij de kloof en al haar lagen en kleuren. Magnifiek was het zeker en het was het toekomstige afzien meer dan waard. Maar goed, die stijging van dan geen 165, maar 120 meter was nog steeds indrukwekkend. Die 120 meter gaat namelijk niet over een afstand Nijmegen-Maastricht omhoog, maar over een halve tot een hele kilometer.

Maar wat het grote verschil was van de echte route en onze route: de anderen moesten stijgen op een bospad met losse stenen en modder. Een groot deel van onze stijging bleek uit een vrij nieuw aangelegde trap te bestaan. Ik moet bekennen toch wel een lichte voorkeur te hebben.

Na 3,5 kilometer stond alles dichterbij de aarde dan mijn ribben in de fik, maar we hadden de hoogtemeters ruim achter de rug en de Ardo is een prachtige stroom. De laatste kilometer liepen we over asfalt (kom op, dit is eigenlijk geen boswandeling meer) naar de auto. Geen dertig graden, maar wel snakkend naar een waterijsje. We zijn benieuwd naar de afstraffing die we morgen zullen moeten ondergaan.

Dag 10 – Hot as hell (San Boldo, I)

De vorige keer dat we hier zaten, zijn we naar Venetië geweest. Dit ligt niet zo heel ver hiervandaan en zodra je de pas overwonnen hebt, rijdt het prima door op de laagvlakte. De vorige keer was het ook coronatijd. En hoewel Venetië een beetje underwhelmde, gaat het nooit meer zo goed worden als toen. Er zullen altijd een te veel aan meer toeristen zijn dan toen. Want als u Venetië ooit wil bezoeken: doe het op een moment dat de stad uitgestorven is en je alleen het lege hulsel aantreft. Anders is het dubbel niet leuk.

Dus nu moesten we een andere stad kiezen en dat werd Padua. Wikipedia had me al overtuigd met de vele galerijen die de stad schijnt te kennen en een mega-crappy vertaling van de pagina van Padua op Wikivoyage deed de rest – meer overtuiging heeft een mens in het leven niet nodig. Ik bedoel: “Enrico liet de kapel bouwen in het stemrecht van de ziel van zijn vader, bankier en woekeraar die tijdens zijn leven verschillende zonden had begaan om door Dante te worden geplaatst in de Inferno van de Goddelijke Komedie.” Wat doen we nog in San Boldo?

Ook hier hebben we weer een groene, tolvrije, route gepakt en de Piave stelde niet teleur. Anderhalf uur later waren we in Padua. Wij waren inmiddels al volledig geacclimatiseerd aan het gure klimaat van San Boldo, maar hier was het dertig graden met een aangenaam windje die voorkwam dat het een Napelservaring werd. Beter kon niet.

Padua zelf was zo rustig, dat het bijna leek alsof we op een verlaten filmset liepen. Dichter naar het centrum troffen we iets meer mensen aan, maar het mocht geen naam hebben. Er kwam een groep Italianen voorbij die een rondleiding kreeg waarbij achteraan de groep uiteraard een paar Italianen het veel gezelliger met elkaar hadden tot ieders grote irritatie en tot nog grotere irritatie van de gids constant te lang achterbleven en bij de les geroepen moesten worden. Maar dat was het toeristische hoogtepunt dan wel. Toch is Padua ingesteld op buitenlanders, want zelfs in Venetië konden we niet zo goed met Engels terecht.

Na de botanische tuinen, was het dan toch tijd voor die kapel met stemrecht. En die kapel heet de Cappella degli Scrovegni. Aan de buitenkant een uitermate saai en onbijzonder gebouw, aan de binnenkant een kleurexplosie en artistiek hoogtepunt uit 1303. Na een kwartier acclimatiseren (echt waar) en een paar verplichte filmpjes kijken waarbij iedereen uit de groep afgehaakt was na de zoveelste aankondiging van de sponsoring van de plaatselijke Rotary Club, mochten we naar binnen. Van tevoren wisten we dat het een halfuur zou duren en dat leek me lang omdat de kapel niet heel groot is. Maar het bleek te kort. Met lichte dwang werden we weer naar buiten geveegd en liepen we langs de volgende afgehaakte groep die nog in het voorgeborchte moest uitzweten voor ze naar binnen mocht.

Voor ons was het klaar, in de donker via de saaie route reden we terug naar de 18 graden van San Boldo.

Dag 8 – Ongebaande wegen (San Boldo, I)

Ik loop wat achter met de blog en dat komt door ruzie met de WordPressapp. En het ligt uiteraard niet aan mijn oude telefoon of aan het slechte bereik hier. Echt niet. En het vakantiehumeur is ook nog intact.

* Vanaf hier start het gebruikelijke sarcasme weer *

Goed. Dag 8. We zijn dus goed aan het ontspannen en dat moet ook wel, want als we ergens naartoe willen, moeten we eerst voor een stoplicht wachten en vervolgens een pas met 18 kronkelbochten en claustrofobische tunnels door kruipen. En ben je niet snel genoeg, dan word je keihard afgestraft met nog een stoplicht halverwege de pas. Dus onthaasten is hier een basisingrediënt voor elke beweging die je hier doet.

Gelukkig kunnen we ook een andere kant op slingeren en dan duurt het even lang voor we op een fatsoenlijke weg komen. Dat hebben we dag 8 dus gedaan. En omdat een van ons convoi exceptionnel is, moet u dit maar zien als het alternatief van de boswandeling.

Bij de kaartenwinkel in Wenen was er uit de krochten een topografische wandelkaart van de Bellunesische Alpen opgedoken. En laat dat nu precies het gebied zijn waar we zitten. Kaart mee, route uitgestippeld. Voordeel van zulke kaarten is niet alleen het detailniveau, maar ook de groene lijntjes langs de wegen die scenic zijn. Dus reden we drie kwartier over een groene weg naar Agordo (wat onze navigatie alleen begreep wanneer je dat met een overdreven Italiaans accent uitsprak). Om in Agordo een plannetje voor de terugweg uit te stippelen.

We wisten van de vorige keer dat we een glimp van Lago del Mis hadden gezien en dat we dat erg mooi vonden. Klein dilemma: die weg had geen groen lijntje. Maar liep wel langs een rivier en de hoogtelijnen duidden op spectaculaire uitzichten. Dus toch maar die witte weg genomen.

Beste keuze van de vakantie tot nu toe!

Geen wielrenners (die waarschijnlijk aan de pasta zaten voor een wielerwedstrijd die de dag erna zou plaatsvinden), geen andere auto’s, geen lelijke brede weg. Fantastische panorama’s, een van de mooiste rivierkloven die we gezien hebben, na iedere bocht een bulderende waterval. Waarom dit geen scenic route was, weten we niet. Maar laten we het zo houden, want elke auto en fietser meer zou het alleen maar verpesten. Het meer was niet eens meer het hoogtepunt van de trip. Dit was perfect en dit was prima.

Dag 6 – Wir sind wieder da (San Boldo, I)

Tsja, je hebt een dagje extra over in Wenen waar je voor de derde keer bent. Wat doe je dan? A) je parkeert jezelf in het beste koffietentje van Wenen; leve de koffiecultuur van de Oostenrijkers! B) je gaat naar een obscuur museum; ik bedoel: het Kunsthistorisch Museum is toch voor groentjes. Of C) je gaat naar een boekwinkel die gespecialiseerd is in kaarten en atlassen; die fetish moet toch gevoed worden.

Het werd alledrie. Inmiddels kennen we onze weg redelijk in Wenen en met kop en schouders boven alle andere tentjes steekt toch wel Haas & Haas. Hoewel Wenen een koffiecultuur heeft, is dit zaakje gespecialiseerd in thee. En die thee is goed! Zij zetten ‘m voor je zodat je niet hoeft te prutsen met een zandlopertje en de smaak is gewoon hoe thee hoort te zijn. Het uitzicht op de rustige achterkant van de Stephansdom maakt het helemaal af. Het is dat er nog iemand bij is, maar anders had een van ons twee daar pas met bedtijd weggegaan.

Maar Wenen kent ook veel musea en ook die kans moet natuurlijk uitgebuit worden. De ene helft van ons wordt blij van moderne kunst, de ander wordt daar chagrijnig van. Maar Wenen is nog niet uitgeput in musea, dus is er natuurlijk – u wist dit uiteraard al – een globemuseum. Say no more! Het tijdverdrijf van de ander was ook gevonden.

Een van ons had de tijd van haar leven in een zekere boekwinkel die op de route naar het globemuseum lag. En liet deze winkel nu toch gespecialiseerd zijn in kaarten en atlassen. Het globemuseum was al een paar honderd meter voor de locatie begonnen en heette Freytag & Berndt. Van wandelkaarten tot nautische en vluchtkaarten: u roept een categorie en ze hadden wel een vrij uitgebreide collectie met materiaal. Walhalla.

Verschillende medewerkers kwamen langs om te vragen of ik misschien hulp nodig had. Ik ga ervan uit dat ze me wilden helpen met kaarten uitzoeken, maar wellicht was er ook iets in mijn blik wat wat zorgen opriep.

We hadden na afloop afgesproken bij Café Landtman – tip van een Weense collega. Waar ene helft bijna tijd tekort had gehad, omschreef de andere helft het Albertina Modern licht beteuterd als een koortsdroom (“Ja, maar Tess, het was echt een eng museum”).

Afijn, er is nog genoeg om naar terug te willen in Wenen. Wij zijn ondertussen de volgende oude bekende aan het opzoeken: San Boldo. Geen tot matig bereik, spierpijn, beste lasagne evah en indrukwekkende bergpas: we komen eraan!

Dag 4 – Work hard, play hard (Wenen, A)

Sommigen van ons schrijven dus een vakantieblog, maar zijn gewoon aan het werk. Weliswaar in Wenen, maar toch.

Trouwe volgers van dit blog weten dat ik een keer eerder voor het werk in het buitenland ben geweest. Toen was een van de rode draden in die vijf dagen: vermoeidheid. En hoewel ik dit deel van mijn werk echt enorm waardeer en voor geen goud zou willen missen, is het echt flink aanpoten.

Drie keer per jaar komen vergelijkbare bedrijven als mijn werkgever bij elkaar op een expertise-onderwerp. En de werkgroep waar ik bij zit heeft data als focus. Een bijeenkomst start op dag 1 vlak voor de lunch en eindigt dag 2 net na de lunch. Dan denkt u waarschijnlijk: dan kun je laat beginnen. Allereerst gaat een deel van de ochtend op met reizen van het hotel naar het kantoor. Soms heb je daar even wat tijd voor nodig (ik kijk naar jou, Madrid en Stockholm). Soms ligt het om de hoek (well done, Wenen!). Daarnaast is het een gewone werkdag, dus de mail en alles gaat gewoon door. En dan is die ochtend toch heel handig en ook zo voorbij.

Vlak voor de lunch kom je bij het kantoor en begint de lunch: wellicht denkt u nu ook dat dit ontspannend is, maar hier komen twee uitdagingen om de hoek. Uitdaging nummer 1: het sociale gedeelte begint meteen. Dus bijpraten, inhoudelijk en sociaal (hoe was je reis, hoe is het afgelopen met die data-architect die wel erg ambitieus was, etc.). Uitdaging nummer 2: ik eet vegetarisch. De ene keer krijg je fantastisch eten, de andere breekt er paniek uit in de keuken en wordt er wanhopig en snel nog gewerkt aan een maaltijd speciaal voor mij (wordt wel ontzettend op prijs gesteld!). Overigens zijn de buitenlandse collega’s ontzettend attent, want vaak wordt er meerdere keren apart bij mij gecheckt of ik goed en voldoende eten heb. Dus aan goede zorgen geen gebrek.

En dan begint het feest. Van een uur ‘s middags tot een uur of half zes gaat het inhoudelijk over data, wet- en regelgeving, ethiek, analytics, uitdagingen, AI en ga zo maar door. En het is de bedoeling dat je meedoet. Dus vijf-en-half uur Friends kijken is intensief, maar prima te doen. Vijf-en-half uur zelf acteren in het Engels en interactie met het publiek vraagt toch wel wat van je brein.

Maar, hoor ik u zeggen, dan heb je de avond toch? Vaak hebben we een halfuurtje tot een uur voor onszelf en daarna begint het social dinner. Rond een uur of acht-half negen gaan we als groep avondeten en hoewel er meer ruimte voor privé-onderwerpen is, gaat het ook hier vaak verder over data. Overigens doet het bedrijf waar we zijn vaak ontzettend hun best om de stad waar we zijn van haar beste kant te laten zien. Inmiddels ben ik op plekken geweest waar ik anders echt nooit terecht was gekomen (soms vanwege de prijs, maar veel vaker omdat het echt inside information is). Alleen al vanwege de moeite die men erin stopt om dit te regelen, maakt dat je dit niet kunt skippen of dat je halverwege weggaat. En dat resulteert in een bedtijd van een uur of elf. Normaal geen probleem, maar na een dag als dit is dat toch wel een latertje. En dan heb ik nog het geluk dat ik niet drink…

De volgende ochtend word je dan weer om half negen verwacht op het kantoor. De tweede helft start nu en vaak ben ik niet de enige die deze helft vooral doorkomt op karakter of koffie. En nu klinkt het alsof het vooral vraagt en weinig oplevert, maar er is niets in mijn werk wat mij meer leert en inspireert dan deze dagen. Neem wet- en regelgeving: we kunnen het zelf allemaal verzinnen, maar als we onze kennis die in heel Europa zit combineren, komen we veel verder en al die verschillende invalshoeken, blikken, ervaringen verrijken het werk op een manier die niet mogelijk is wanneer je hetzelfde zou doen met Nederlandse collega’s die allemaal bij hetzelfde bedrijf werken.

Dus rond een uur of twee ‘s middags op dag 2 is batterijtje echt leeg, maar de komende maanden ben ik in mijn werk nog bezig met het op de juiste plekken brengen van wat ik heb geleerd en meegenomen. De impact van twee werkgroepen terug is nog steeds zichtbaar in ons werk en ook na de afgelopen keer hebben we erna nog meerdere keren afgesproken met Europese collega’s om verder van hen te leren en andersom. En dat geeft zoveel voldoening!

In Wenen is het voor nu klaar en normaal reis je dan of terug naar huis of je blijft net wat langer en reist wat later op de dag of de dag erna terug. Alleen dit keer is het anders: ik heb werkelijk iedereen uit de groep jaloers gemaakt. Mijn laptop en telefoon zijn uitgegaan: onze vakantie start nu en meneer De Mol kan er elk moment zijn.

Dag 2 – Wenen is een mooie stad, maar net iets te ver weg (Wenen, A)

U vraagt zich nu natuurlijk af of ik een beetje ongeschonden in Wenen ben aangekomen. Dat had wat meer voeten in de aarde dan verwacht. Mijn lichte vrees werd waarheid.

In Keulen had de trein 130 minuten vertraging. Zonder al te veel te verklappen kan ik u vertellen dat dit ruimschoots verdubbeld was toen we Wenen binnenreden.

Tegen de tijd dat we bij Frankfurt waren, was de vertraging al opgelopen tot 170 minuten. Dit had te maken met die mooie route langs de Rijn waar de trein niet hard mocht rijden en dat blokkerende treinstel.

In Frankfurt kwam een Nederlands koppel tegenover het gangpad van mij zitten (in de categorie: prima te doen) en een stel uit Australië. De Nederlanders waren in Frankfurt al klaar met de Deutsche Bahn, de Australiërs hadden een hele doos met vakantie-avonturen waarbij de Deutsche Bahn min of meer gereduceerd werd tot een hokje van de bingo vakantie-ellende dat nog aangekruist moest worden. De problemen met de Deutsche Bahn leek het stel al volledig ingecalculeerd te hebben als onderdeel van de reis die toch al uit hindernissen bestond.

De Aussies waren een koppel op leeftijd wat een maandenlange rondreis door Europa wilde maken. Op de heenweg was hun vlucht in Singapore gecanceld en in Parijs waren er ook al twee excursies om vage redenen vervallen. Ze waren nu op weg naar een cruise over de Donau. U weet wel, die rivier die nu voor veel ellende zorgt… De boot kon niet varen, zei de vrouw bijna stuiptrekkend van de lach, omdat er te veel water was. Ze vond dat idee hilarisch. Oorspronkelijk hadden zij eerder op de boot moeten stappen, maar nu gingen ze dan vanaf Regensburg. Toen we het koppel wat foto’s van het overschot aan water lieten zien, begreep de vrouw pas wat er echt aan de hand was en drong het tot haar door dat een teveel aan water ook een probleem kan zijn voor een boot en dat je in een andere categorie toerisme valt als je daar toch de Donau wil bekijken op dit moment.

Omdat ik water en eten had meegenomen voor een reis die om kwart voor negen ‘s avonds voorbij zou zijn, moest ik op een gegeven moment naar de restauratiewagon. Daar stond de Australiër ook en hij bestelde een koffie. Vervolgens begrepen hij en de barista elkaar niet en hielp ik met vertalen. Wat dat deed met de barista weet ik niet, maar hij bleef stug Duits praten tegen de man die hem niet begreep en begon Engels te praten tegen mij terwijl ik in het Duits antwoordde. We kwamen uiteindelijk allebei met respectievelijk een koffie en een pretzel + mineraalwater weer terug bij onze stoelen.

Alles leek min of meer voorspoedig te gaan en rond half acht appte ik naar Nederland: “Ik ben heel blij dat ik nu in de trein naar Wenen zit en dat ik niet meer hoef over te stappen.” Waarom ik dat deed weet ik niet. Zou ik denk ik de volgende keer ook niet meer doen.

Sommige dingen moet je namelijk ook niet uitlokken.

Om half negen, ergens tussen Nürnberg en Regensburg, hoorden we boven onze wagon een klap en vervolgens vloog er iets langs ons raam. Iedereen keek verontrust naar elkaar en er was een collectieve hoop dat de trein in ieder geval zou doorrijden na alles van vandaag. En even leek de trein ook gewoon door te rijden. Totdat ze dat niet meer deed. Daar stonden we dan ergens in een pre-Alpenwei en een bos.

Na een kwartier schalde er een “Meine Damen und Herren” door de luidsprekers. De trein had problemen met de elektriciteitsaanvoer en onze wagon dacht alleen maar: “No shit, Sherlock, vertel wat de consequenties zijn en ruk die pleister eraf.” Maar hier bleef het bij.

Weer een kwartier later riep het personeel rond dat deze trein niet verder kon. Er zou een andere trein naast de onze komen en de trein zou geëvacueerd worden. Ze wisten nog niet of die nieuwe trein naar Wenen zouden rijden. Nu werd de wagon een beetje moedeloos. Een jongen achter mij die geen Duits kon, maar overduidelijk aanvoelde dat het geen goed nieuws was, kwam met lichte paniek naar me toe: of ik wist wat er aan de hand was.

En toen begon het wachten. En het wachten. En het wachten. Uiteindelijk bleek dat onze trein met opnieuw opstarten het op een lagere snelheid wel zou halen tot aan Regensburg, daar zouden we horen hoe we dan in Wenen zouden komen. We waren op dat moment echt letterlijk halverwege Nürnberg en Regensburg, dus het kruiptempo naar Regensburg zorgde voor een extra vertraging on steroids.

En zo moest ik toch nog overstappen in Regensburg. Daar stond een andere trein die snel leeggeveegd werd van passagiers. Pas toen zij weg waren, gingen onze deuren open. We zaten weer op ons plek maar dan in die andere trein en overal lagen nog bekertjes, eten en krantjes. Dus wij vermoedden dat de trein een soort van plots geconfisqueerd is voor ons of zo. De Australiërs hadden Regensburg in ieder geval gered. De jongen die geen Duits kon en het Nederlandse koppel en ik gingen dan toch echt naar Wenen.

In plaats van kwart voor negen ‘s avonds, kwamen we om half twee ‘s nachts aan. Anderhalve zwerver en het nachtleven van Wenen keken ons aan alsof we van de maan waren gekomen en wij keken terug alsof we de zombie-apocalyps hadden overleefd. De taxichauffeurs waren de enige mensen die nog nuchter konden nadenken en grepen hun kans. Want wie wil er om half twee ‘s nachts nu nog met het ov naar zijn hotel? Ik had in ieder geval inmiddels die principes overboord gekieperd. Een ander overduidelijk Nederlands stel was standvastiger. Ik zag ze discussiëren met een chauffeur, stapte zelf in een taxi en zag ze vervolgens bozig een paar minuten later naar een vrij donker en dicht metrostation benen. Geen idee of zij bij hun hotel zijn geraakt met het ov, maar de taxi gaf hier ook niet per se die garantie, want door wegwerkzaamheden die de chauffeur probeerde te omzeilen naderden we het hotel in een soort spiraalroute. Scheldend kwam de chauffeur steeds dichterbij. Verontschuldigend voor zijn gedrag en de wegwerkzaamheden vroeg hij of we dit ook in Nederland hadden. Mijn inwendige censuurambtenaar kon nog net de zin onderscheppen dat we dat ook hadden, maar dat het Nederlandse ov wel een fatsoenlijk alternatief is. Het was inmiddels kwart over twee. Mijn Weense kussen kwam in zicht.

Dag 1 – Ga met de trein zeiden ze, dan zie je meer van de wereld zeiden ze ((doel) Wenen, A)

Het is weer zo ver: voor het werk mag Mrs De Mol naar het buitenland. Ditmaal is het Wenen. En aangezien Wenen ruim binnen berijdbare afstand ligt, werd het verzoek om met de trein te mogen ingewilligd en een erna opvolgende vakantie ook. Het voelde toch een beetje raar om een paar weken later zelf nog een keer naar Wenen te rijden en het dan als eerste tussenstop voor vakantie te hebben.

Als u denkt dat ik het goed voor elkaar heb: meneer De Mol zit al een week in Schotland voor het werk. Dus er is altijd baas boven baas.

En alsof timing niet al een rol speelde deze vakantie: iedereen die het nieuws heeft gevolgd en weet waar Wenen ligt, vraagt zich nu waarschijnlijk af hoe je daar in hemelsnaam komt met de ellende die Beiers noodweer en de Deutsche Bahn heten. Spoiler alert: ik weet het ook nog niet.

De dag begon voorspoedig. Pas om kwart over tien vertrok de trein vanaf Den Bosch naar Frankfurt. Ik kreeg nog een vraag over het feit dat ik graag zaterdag wilde vertrekken. Maar het argument dat ik een dag extra had wanneer de treinen niet zouden meewerken, was doorslaggevend. En daar stond ik dan braaf op zaterdagochtend op station Oss tussen alle dagjesmensen die Den Bosch gingen bezoeken.

We waren Brabant nog niet uit en vol optimisme appte ik De Ander van ons twee dat we dit wel vaker konden doen, want het beviel wel. Little did I know, want we waren koud in Limburg toen de trein afremde en besloot stil te staan in een weiland. Seinstoring. En men wist niet hoe lang het ging duren. En ook niet of de trein nog verder ging rijden na Keulen. De conductrice adviseerde om vooral even af te wachten, terwijl de overstaptijd in Frankfurt met de minuut afnam. Kalm vertelde ze dat er ook een kapot treinstel al twee dagen het traject tussen Venlo en Frankfurt blokkeerde en er waarschijnlijk nog zo’n 90 minuten aan vertraging bovenop kwam omdat ze moesten omrijden. Ik beschik niet over dezelfde kalmte als zij. Maar er was denk ik ook een verschil in belangen. Want exit overstap in Frankfurt.

Het werd half een en kruipend arriveerden we in Keulen. Inmiddels kende ik het complete reisschema van de Deutsche Bahn uit mijn hoofd en had ik gezien dat ik ook in Keulen kon overstappen op de trein die ik naar Wenen moest hebben en in Keulen zou die trein nog achter de trein van ons zitten. Ik was inmiddels wel in voor een gokje en stapte in Keulen uit. Officieel had ik op Keulen 20 minuten overstaptijden ten opzichte van de inmiddels -70 minuten in Frankfurt, dus dit leek het beste alternatief.

Het werd 12:50 en de trein naar Wenen kon toch elk moment komen. Een afgeladen perron keek bij ieder treingeluid verlangend op. Dit zijn van die momenten dat ik extreem dankbaar ben dat mijn talenknobbel ook een paar hersencellen Duits bevat. Want Engels, nee hoor. Verstaanbaar Engels via de omroep op het station: de Britten zitten niet meer in de EU dus waarom zou je. De app van de Deutsche Bahn besloot ook in informatiestaking te gaan en daar stonden we dan. Het was allang 12:50 geweest, de trein stond niet meer op de borden, er stond een massa bij de enige twee DB-medewerkers op het perron die behalve Duits ook Duits spraken en de trein die wel klaarstond, konden we niet in.

En dit is ook het moment dat ik het dan vooral fascinerend vind om te zien wat er met anderen gebeurt. Want dit was een internationale trein, dus op het perron stonden niet alleen Duitsers, maar ook veel Nederlanders en Britten.

Er was een plukje Nederlanders waarvan je dan denkt: oh nee, wij delen een nationaliteit. Zeg maar de categorie die met Heineken op het perron staan en dan schreeuwend een hitje van Guus Meeuwis gaan zingen (wat een van de twee DB-medewerkers subiet en doortastend afkapte met haar pinnige fluitje). Maar hetzelfde dacht ik bij de Nederlanders die even lekker assertief hun mening gingen geven aan die twee arme DB-medewerkers. Toen was ik echt blij dat ik in het Duits mijn vragen kan stellen.

De Duitsers begonnen vooral te mopperen. “Het was toch unmöglich. En dan krijg je alleen verontschuldigingen. Dit ging toch niet.” Beschaafd gedeelde verontwaardiging die niet in enige actie werd omgezet. Fantastisch om naast te zitten tijdens het wachten, want elke snipper informatie werd met een saamhorigheid waar wij nog wat van kunnen leren gedeeld met iedereen die er Duits uitzag of zich zo gedroeg ^^

En dan waren er nog de Britten. Waarschijnlijk gepokt en gemazeld door hun eigen treinthuissituatie die met een onverwoestbaar optimisme en een prettige gelatenheid zichzelf onzichtbaar in een hoek van het perron parkeerden en rustig wachtten tot de trein naar Wenen met 130 minuten vertraging dan toch eindelijk binnenkwam.

Ik zit dus inmiddels in een trein en tot dusver rijdt deze trein naar Wenen. Ik kom waarschijnlijk ergens rond middernacht aan in Oostenrijk, maar door de versperring tussen Venlo en Frankfurt heb ik zojuist het mooiste stukje treinspoor langs de Rijn gezien (die overigens enorm hoog staat). En ik kan alleen maar met een lichte angst afwachten op wat nog gaat komen, want het is nog een flink stuk Duitsland wat voor me ligt.

Mensen, we zijn enorm gezegend met de NS. Sommige dingen mis je pas als ze er niet meer zijn.