Vanuit Wenen rijden we richting huis. We besluiten te lunchen in het ontzettend gepolijste Salzburg. Gewoon omdat het kan. Ook in Salzburg is te zien dat men normaal meer mensen ontvangt. Hoewel de hele wereld wegblijft, komen we de ene Nederlander na de andere tegen.
We lunchen in een koffiehuis. Zo’n koffiehuis waar je de krant moet lezen en een uur moet doen over je koffie. Dus het tempo van de bediening is evenredig. Niet iedereen heeft dat begrepen en dit is dan ook het moment dat je spijt hebt van je Nederlanderschap.
Schuin tegenover ons zat een ouder echtpaar en een dame. Een van de twee dames was chronisch aan het woord over de meest futiele onderwerpen. Haar eega was echt volledig uitgecheckt en de andere dame zat opgesloten in het gesprek. Helaas voor de meneer die uiteindelijk erg graag weg wilde, duurde het even voordat de ober dat ook wilde. Toen de rekening kwam moest die uiteraard gesplitst worden en daar ging de monoloog verder. Meneer wilde eigenlijk gewoon weg en we geven hem geen ongelijk. Zelfs de Vlamingen die tegenover ons zaten en natuurlijk ook alles goed konden volgen maakten opmerkingen over het oeverloze gekwebbel. We wensen meneer sterkte.
Na het kletsende gezelschap kwam er een nieuw Nederlands groepje. Twee vijftigers plus ouders. Als er iemand alle tijd heeft zouden het deze mensen moeten zijn, maar niets was minder waar en, boy, hadden zij het verkeerde tentje uitgezocht. De meneer die in de vijftig was, is het alfamannetje. Hij koos het tafeltje en leidde iedereen naar de stoelen. Toen na een kwartier nog steeds geen bestelling was opgenomen ging hij vrij snel de escalatieladder op. Het begon met gedempt gemopper wat een steeds luider volume aannam. Er was een ober in zicht, maar die bediende het andere deel van het terras. Niet gehinderd door enige territoriumregels beende de Nederlander op de arme ober af en blafte in goed steenkolenduits dat hij graag wat wilde bestellen. Verongelijkt kwam hij terug naar zijn tafeltje en mokte dat ze er “natuurlijk snel aankomen”. Helaas voor hem en ter entertainment van ons was niets minder waar. Dus vol ongeduld ging hij maar alvast zelf in de vitrine kijken welke taartjes ze hadden. Teruggekomen legde hij aan echtgenote en ouders uit dat “hij gewoon niet iemand is die gaat wachten”. Toen de ober van onze kant kwam en eerst met een schijnbeweging naar zijn tafeltje liep om eerst gasten naast hem te helpen die na hem waren gaan zitten, zagen we alle raderen vastlopen en een kleine kortsluiting ontstaan. In zeer afgemeten Duits bestelde hij drinken en ging hij zelf naar binnen om vier bijbehorende taartjes te fixen. Toen vervolgens het drinken en vier compleet willekeurige taartjes werden gebracht en er discussie losbarstte over wie welk taartje mocht, had de frustratie zijn toppunt bereikt: meneer “had gewoon wat gekozen dat een vitrine stond”, want anders hoefde hij het niet. “Zoiets vind ik gewoon niet te doen.”
Het degelijke Salzburg wordt vanzelf leuk, maar je moet wat verder kijken dan de barokke, gepleisterde huizen.
Inmiddels rijden we in Duitsland. Volgens de navigatie gaan we rond middernacht thuiskomen. We hebben ontzettend genoten van de vakantie en Roemenië heeft ons echt positief verrast. We gaan door alle geplukte munt en melisse bij de komende kopjes thee met weemoed terugdenken aan Malaja Oegol’ka en als we de paarden van de dierenarts achter ons horen zullen we ongetwijfeld meteen in oostelijke sferen verkeren. Oost-Europa, wat was het fijn om weer terug te zijn. Oekraïne, Roemenië en lezers: bedankt en do vstrechi!
Zondag is een geschikte dag voor een wandeling. Wenen is een iets minder geschikte stad daarvoor, maar daar is ov voor uitgevonden. Ons hotel zit letterlijk aan de rand van Wenen, want het is het laatste gebouw van de stad. Daarna beginnen de bossen. Wenen heeft alleen wel een wat andere schwung dan Malaja Oegol’ka.
Het thuisfront lijkt enthousiast te zijn over iets wat wij nog niet weten, want het bericht dat we in Wenen verblijven werd met een grote mate van opwinding ontvangen (“ik hoor steeds Falco“). Wenen was op voorhand met al haar opera’s en paleizen in ons hoofd vooral de kleinere Europese versie van Sint-Petersburg.
Wenen is kosmopolitisch (maar alle boekhandels dicht, want zondag). We zien hier voor het eerst relatief veel toeristen (al is het hier ook duidelijk nog niet wat het geweest is). Wat ons na Oost-Europa ook opvalt zijn de prijzen. Sorry, maar 10 euro voor een bord middelmatige kaiserschmarren – ik dacht het niet, bro. Zulke Hollanders zijn we dan ook wel weer. Gelukkig vonden we na een onnavolgbaar labyrint in een stadspark een restaurantje dat een fractie goedkoper was en waar gans gepensioneerd Wenen zat te lunchen. Maar zo konden we wel voor iets minder geld kaiserschmarren eten met een oude mevrouw in klederdracht in het zicht die daar zat te genieten van haar knödeln met cola.
De volgende stop was een huizenblok van de architect Hundertwasser. En hier begon het jonge kunsthart van een van ons heel snel te kloppen. Was hij nog niet verliefd op Wenen, dan was dit het fatale moment geweest.
We liepen nog een rondje door de Altstadt richting de metro terug naar het hotel waar ze ZuvielHitze draaiden…
Op weg naar de grens met Hongarije ligt het Corvinuskasteel. Het kasteel van Bran werd bewoond door de koningen van Roemenië en het Corvinuskasteel door de vroege Hongaarse koningen. In Oekraïne kennen we ook zo’n kasteel en dat werd meteen gekaapt door de Hongaren zelf. Vlaggen, tentoonstellingen, onderhoud en de informatiebordjes: alles was Hongaars in Oekraïne. Op Roemenië hebben de Hongaren duidelijk minder vat, want geen vlag te bekennen en het viel mee met de nostalgische informatie. Sterker nog, dit kasteel blonk uit in nuchtere, droge constateringen met nog een kleine steek onder de gordel naar Hongarije’s bekendste en meest gekoesterde koningin die de toen nog niet bestaande conventie van Genève schond en in het kasteel drie krijgsgevangenen om liet brengen.
In het Corvinuskasteel werd tijdens ons bezoek ook een film opgenomen, wat een uiterst geïrriteerd bewakersmannetje opleverde en wat zijn duidelijkheid niet ten goede kwam (kan ook aan zijn eentaligheid liggen, eentaligheid en niet-begrijpende toeristen kunnen ook heel frustrerend zijn). Negeren bleek uiteindelijk de beste oplossing. Bovendien hadden we het kasteel wel gezien.
Zoals de titel weggeeft zijn we niet meer in Roemenië, maar in Oostenrijk. Het was slechts een uur of zeven rijden en het geeft ons de kans nog iets van Wenen mee te krijgen (Boedapest hebben we al een keer gezien). Onderweg hebben we nog een halfbakken grenscontrole gehad (Roemenië is geen Schengen) en zijn we dan echt voor het allerlaatst de Tisa (in Hongarije Tisza) overgestoken als symbolische en culturele afsluiting van het Oost-Europa-aspect van deze vakantie.
Vanmorgen werden we wakker in Bran, een dorp dat een kasteel met de weinig originele naam Kasteel van Bran heeft. Over dit kasteel leeft het idee dat het het kasteel van Dracula is, maar dat kan literair en historisch gezien niet. Maakt niet uit, het is een mooi kasteel en de Roemenen weten het misverstand goed uit te buiten. Zelfs een advertentie voor de coronavaccinatie gaat gepaard met vampieren. In het kasteel stonden trouwens twee monumentale kanonnen. Allebei met het wapen van de VOC. Tot zover heeft onze ‘handelsgeest’ blijkbaar gereikt.
Na het kasteel rijden we naar de Transfagarasan. Dit is volgens alle plaatjes een mooie weg met veel haarspeldbochten en dito uitzichten. Vanuit Bran is de route echter ook al vrij spectaculair (en dit ligt deze keer niet alleen aan de weggebruikers).
Als we uiteindelijk bij de Transfagarasan aankomen is het na de eerste bocht al raak: een beer. En na de dam nog een. En een bocht daarna nog een. In totaal zijn we drie Europese bruine beren tegengekomen. Zij zaten op hun dooie gemakje. De toeristen, wij incluis, werden bijna uitzinnig en de plaatselijke politie zenuwachtig. Een kwartier nadat we de laatste beer hebben gespot krijgen we een RO-alert: extreem gevaar, meerdere beren gezien. Hoewel het vaker blijkt voor te komen, is het toch zelfs voor de boswachters nog bijzonder.
Dit waren nog maar de eerste kilometers van de Transfagarasan. De weg kronkelt verder en het laatste stuk is een indrukwekkende pas. Kale rotsen, watervallen, haarspeldbochten, overal parkerende Roemenen en racende motoren: het blijft rauw tot het laatste moment.
Na de Transfagarasan draaien we de snelweg op. Een van de weinige die Roemenië heeft en we rijden met ondergaande zon en gouden licht langs de bergen richting het westen. Onze stop voor vandaag ligt in Aurel Vlaicu, aan een verlaten doorgaande weg. Het motel is in vergaande staat van vergane glorie en onderzoek wijst uit dat we ons in de Roemeense versie van Cars bevinden. De snelweg ligt parallel aan de doorgaande weg die ooit de levensader van dit dorp was. Nu rest alleen nog nostalgie en een wegroestend tankstation.
In Oekraïne moest gisteren iedereen weer naar school, wat ontzettend veel klein grut met grote bossen bloemen voor de juf in hun mooiste gesteven traditionele hemden of joggingspakjes langs de weg opleverde. Tijd dus om zelf ook weer verder te gaan.
De grensovergang met Roemenië ging verrassend makkelijk voor een niet-EU/EU-grens. We hoefden aan de Oekraïense kant alleen het raam van de kofferbak open te maken en toen kregen we al een stempel (je moet er drie verzamelen om weg te mogen). Het duurde uiteindelijk een uur omdat bij stempel drie een beambte uiteindelijk gewoon weigerde überhaupt iemand te helpen totdat we een vrij duidelijke stem hoorden. Na wat stemverheffing kwam ze naar buiten en na een blik in onze kofferbak (weer!) kregen we ook de laatste stempel. Nu is Oekraïne uit niet verschrikkelijk moeilijk. Het is de EU-kant in die vaak zo lang duurt. Vaak moeten we de complete auto uitpakken en ook het dopje van de tank eraf draaien voordat we naar binnen mogen. Niet in Roemenië. Onze paspoorten waren in rap tempo gecheckt en ook hier volstond het openen van de kofferbak. In tweeënhalf uur waren we gepasseerd.
Roemenië doet ons sterk denken aan Moldavië. Zeker op het platteland lijken de huizen op die die in Moldavië en Oekraïne staan. De steden doen dan weer erg Balkan aan. We zien hier hurkers wat duidt op een Slavische invloedssfeer en veel vrouwen dragen een hoofddoekje – vaker dan in Oekraïne of Rusland. Het weggebruik is echter van een buitencategorie.
Wegenwiki (bezoek de site als je onderkoelde en licht sarcastische, eufemistische statements wil lezen) had ons verteld dat de wegen soms nog slechter zijn dan de wegen in Afrika en Azië, maar ook dat paard-en-wagen op de doorgaande weg verleden tijd was. Normaal biedt Wegenwiki een goede introductie voor wat ons te wachten staat, maar nu zit ze ernaast. De wegen zijn beter dan in Oekraïne of Moldavië dus wij zijn helemaal blij. En paard-en-wagen is geen, ik herhaal, geen verleden tijd. Sterker nog: we zien ze hier meer en op meer onhandige locaties dan in Oekraïne. Verder rijden Oekraïners met het oog op dat wat na het aardse leven komt, maar Roemenen alsof ze een kat met negen levens zijn.
Kort samengevat: een Roemeen wacht niet. En dat is spannend als er geen uitvoegstroken zijn en de bestemming van je tegenligger aan jouw kant ligt. Roemenen rijden ook standaard dertig tot veertig kilometer te hard. Zonder uitzondering. Bordjes met de maximumsnelheid zijn slechts een aanmoediging als number to beat. Schoolzones, zebrapaden of bebouwde kom: deze kun je het beste met maniakale snelheid doorkruisen. De weg wordt verder bevolkt door koeien (in Oekraïne is er trouwens een nogal lomp tegen onze spiegel aangelopen, maar die gaf gelukkig mee met opkomend verkeer), veel voetgangers en stilstaande auto’s op de meest moeilijk zichtbare plekken. Als we dachten dat Oekraïens weggebruik voer voor de blog was, dan hadden we Roemenië nog niet gezien.
Vandaag willen we proberen de grens met Roemenië over te steken. Er zijn weinig internationale grensovergangen en de informatie is vaag. We rijden een stuk naar het oosten zodat we nog wat Karpaten mee kunnen pakken en zodat we dichter bij plan B zijn als het vandaag niet lukt.
We rijden Vyshovo uit met de Tisa mee. De route die ons de vorige keer zo betoverde laat dat nu ondanks de regen ook niet na. De Tisa wordt de Zwarte Tisa en gaat daarna haar eigen weg. We rijden nu door laaggebergte en bossen en tot onze verbazing zijn de wegen overal recent geasfalteerd. Dit is geen gevaarlijkste wegen van de wereld, dit is cruisen. En dat in Oekraïne. Dit is vijf uur genieten.
Zodra we de Karpaten uit zijn is ook het asfalt op. We zitten nu op 80 kilometer van de grens en het is nog vroeg: wagen we het erop? We hobbelen en spetteren ons een weg naar de grens waar we nu in de rij staan. Wie weet zijn we vanavond of vannacht al in de EU.
Update 21.30: gelukt, we zijn terug op EU-grondgebied.