De vakantie zit erop. We rijden weer naar huis.
In Estland waren de protesten bij het Russisch consulaat grotendeels in het Engels en Oekraïens. Maar een Oekraïener hoeft geen uitleg over de souvereiniteit van zijn land. Wanneer je dat een Rus wil uitleggen door middel van je protest helpt het om de taal te spreken die de ander spreekt.
We hadden niet eens uit Nederland we hoeven vertrekken om bepaald te worden bij grenzen en wat voor willekeur – en daarmee bevolkingsstromen – ze veroorzaken. Net over de grens met Duitsland worden we in Nederland welkom geheten door omgekeerde Nederlandse vlaggen. De wereld gaat ook gewoon door.
Voor nu zit het voor dit blog erop. Wie weet waar de komende tijd ons naartoe brengt en welke mensen en landen we mogen leren kennen en ontdekken. Maar voor nu adjö!
De plaatselijke metropool van zo’n 3000+ inwoners is Stege. Stege is de bezitter van twee primeurs: de eerste vrouwelijke burgemeester van Denemarken en de eerste vrouw in Denemarken die in het kader van heksenvervolging op de brandstapel belandde. Tevens geeft Stege op dit moment onderdak aan de grootste vliegenmepper ter wereld. Hij meet 1 meter 87 en luistert naar de naam Gerard.
Ons huisje staat op het platteland en dat is te merken aan de biosfeer. Behalve een oorwurmachtig beestje dat in een spinnenweb liep en meteen gepakt werd (wat allerlei filosofische overdenkingen opriep) wonen er ook een aantal vliegen in huis.
Nou ja, een aantal: ik denk zelf dat het er twee waren, maar alles wat je aandacht geeft groeit en vliegen zijn daar zeker geen uitzondering op. Dit simpele gegeven activeerde een jagersinstinct in de ene helft van ons die sinds de agrarische revolutie niet meer waargenomen was en een soort Hydra in de lokale vliegenpopulatie.
Toen we aan het begin van onze vakantie naar huis gingen, konden we daardoor de weekendkrant meenemen die we initieel misgelopen waren. Hadden we toen niet naar huis gegaan, dan was er nu op Møn geen crisis in de vliegendepositie. Onze verhuurder had nog in het reglement gezet dat Udby en Møn kleine gemeenschappen waren en dat we dus rekening met de buren moesten houden. Ik gok dat de buren inmiddels panisch het WNF hebben gebeld, want er werd hier flink op los gemept (met de krant op vliegen welteverstaan). Over vijftig jaar lezen we dit bericht met groot afgrijzen terug omdat hier waarschijnlijk de massa-extinctie van de Musca domestica begon.
Inmiddels is er al anderhalve dag geen vlieg meer te bekennen in ons huisje en in de nabije omgeving. Het is de laatste dag van de vakantie. Meneer loopt eindelijk tevreden rond en kan rustig zitten zonder met een periscopische blik de omgeving te scannen op vliegen, ondertussen jachtig reikend naar de oude krant. Ik kan eindelijk van de stilte van Møn genieten, zonder onderbroken geklap met gefoeter erachteraan. Vliegen zijn snel, heel snel.
Vandaag is de zesde hoofdstad van deze vakantie aan de beurt: Kopenhagen. Nu gingen we niet perse de stad zelf bekijken, maar de dieren. Een van ons twee wil namelijk al heel lang naar de dierentuin.
Om in Kopenhagen te komen hebben we twee reële opties: de auto of het OV. We waren wel in voor iets minder voorspelbaars, dus het werd een mix van auto en OV. Met de auto naar Vordingborg en vanaf daar met de trein naar de stad. Klinkt als een strak plan. Toch? Ik weet niet wat makkelijker is: een Deens treinkaartje kopen via een automaat of een dagkaart in een zekere grote Russische stad via de balie.
We stonden dus met ons goede gedrag om kwart voor tien bij de kaartjesautomaat van station Vordingborg, toen we een stapje terug wilden doen in het aankoopproces om iets te checken. Dat was iets te veel gevraagd, want prompt viel de enige automaat van het station uit.
Na enkele momenten verscheen er een zwart scherm met van die DDOS-letters waar gevraagd werd of we Windows in de veilige modus wilden starten. Nog een paar momenten later kwam er een zwart scherm met de tekst: starte op, gevolgd door de tekst ude af drift. We konden alleen maar raden wat dat betekende, maar het laatste woord noopte de Deen die achter ons stond tot een diepe zucht vol teleurstelling en frustratie. Hij nam een foto en liep sjokkend weg.
Na een minuut of vijf dook er een vrolijk welkomstscherm op met een zandloper en weer wat later kwam dan toch eindelijk het oude vertrouwde kaartjesscherm weer tevoorschijn. Na een halfuur hadden we dan echt kaartjes voor de trein.
In een voorstad van Kopenhagen werden we vriendelijk door een oudere Deense dame gewezen op de optimale route naar de dierentuin. Ze was zo behulpzaam dat ze nog net niet met ons de metrowagon in liep. Blijkbaar had ons kaartjesavontuur diepe sporen van angst en verloren vertrouwen in het systeem op onze uitstraling achtergelaten.
De dierentuin zelf was klein maar fijn. De laatste keer dat we in een dierentuin waren was Blijdorp geweest en dat in zichzelf vereist al een gedegen wandelvoorbereiding van Nijmeegse vierdaagseproporties, maar dat hoeft hier niet. De ijsberen waren aan het ijsberen, de stokstaartjes aan het graven zoals in de Lion King en de schildpadden… Tjsa, die waren eigenlijk vooral druk bezig met schildpadjes maken. En dat doen ze denken we regelmatig, want er was een informatiebord dat ons fijntjes uitlegde hoe dat logistiek in z’n werk gaat bij schildpadden. Dat schild schijnt namelijk nogal in de weg te zitten.
Met iets meer kennis dan ons lief was gingen we richting vrijstad Christiania. Onze grootste fan van street art hoopte dat daar tegen te komen, maar behalve street art kwamen we ook wat kunst van een geheel andere orde tegen. Zeg maar de kunst die je nodig hebt om je geest wat open te zetten om daarna daadwerkelijk artistiek van de wal te komen. Kortom, het was tijd om weer naar het burgerlijke Møn te gaan.
Trouwe lezers van dit blog weten dat we met enige regelmaat een boswandeling maken. We hebben er eentje in Italië gedaan, maar ook vorig jaar in Oekraïne. Behalve giga-spierpijn is er dus geen reden om deze jonge traditie deze vakantie over te slaan.
Dat gezegd hebbende, we zitten dus in Denemarken. Het land heeft een gemiddeld landschap als die ouwe gouwe Windows XP-achtergrond. Maar geheel onverwachts dook daar dan toch de kans op bosavontuur op.
We wilden de klippen van Møn bekijken. Blijkt dat de weg op 2,9 kilometer erlangs scheert. Geen probleem wanneer het alleen maar licht glooiende velden betreft, maar niet voor niets is dit deel van Møn aantrekkelijk bij (Nederlandse) toeristen: aan de oostkust bevinden zich wat onnederlandse verkijkjes.
Op de laatste gratis parkeerplaats lieten we Szusza achter. Toen bleek dat de ene helft van ons de tas met schoenen uit de auto had gehaald. Tsja, geen wandelschoenen. Maar volgens de navigatie leek het erop dat het pad met relatief normale schoenen ook wel te doen zou zijn.
Op onze weg kwamen we eerst een bemoedigend waarschuwingsbord tegen dat ons vertelde dat de klippen kunnen instorten. Vervolgens kwamen we alleen maar wandelaars tegen in hikekleding: denk hempje, korte broek, hoge sokken, stevige bergschoenen en dito wandelstok. Nog nooit hebben we ons zulke stadsgroentjes gevoeld.
Enigszins met lood in de schoenen vervolgden we onze weg om in een beukenbos terecht te komen. De laatste keer dat we in een beukenbos liepen werd ons tijdens het wandelen droog verteld dat er beren in het bos waren. Met die ervaring in het achterhoofd loop je toch wat schichtig door zo’n bos heen. Het mag dan geen Oekraïne zijn, maar Hans Christian Andersen van die sprookjes komt uit Denemarken en al die behekste bossen moeten toch wel ergens op realiteit gebaseerd zijn.
Geen beren, maar wel lonkende Oekraïense bospaadjes. Gelukkig hadden we een groter exemplaar met hekjes langs de echte afgronden die ons naar de klippen met een wijds uitzicht bracht. De trap naar beneden naar het strand hebben we maar even gelaten voor wat het was, want morgen staat Kopenhagen op het programma en kreupel van de spierpijn door een stad heen banjeren is een ervaring die we graag in Rome laten.
De laatste week van onze vakantie brengen we door op een eiland. Oorspronkelijk wilden we naar Gotland, een eiland voor de Zweedse kust, maar dat werd logistiek en planningstechnisch een uitdaging, en aangezien we nog een keer terug moeten naar Stockholm, komt Gotland ook nog wel. We zitten dus nu op een ander eiland en wel in Denemarken: Møn.
Vanuit Malmö hebben we de befaamde brug (en tunnel) over de Sont genomen. Het weer was vandaag fantastisch waardoor we goed zicht hadden op het Kattegat, de Zweedse kust, Kopenhagen en de eilandjes met de meest mooie namen: Saltholm en Peberholm. Ja, inderdaad: zout en peper. Het ultieme teken dat er een overdadige overvloed aan eilanden is in de Baltische Zee wanneer je je genoodzaakt ziet tot dit soort namen.
Vanuit Møn hopen we nog naar Kopenhagen te gaan, het strand vanuit Denemarken te bekijken en onze laatste vakantieboeken uit te lezen.
We twijfelen nog of we spijt hebben van de keuze voor Møn. Het eiland is mooi, maar een deel van de motivatie om normaal ons op te houden in Oost-Europa is ingegeven in een lichte vorm van teleurstelling wanneer we medelanders tegenkomen op vakantie. Maar alleen al op de parkeerplaats van de Aldi zagen we drie andere Nederlandse auto’s staan.
We zijn in Zweden en als je Zweden zegt, denk je IKEA. Dus waar kun je beter naartoe gaan voor je eerste toeristenbehoeften in plaats van souvenirwinkels en restaurants? Juist, IKEA in Zweden. Bijkomend voordeel: misschien waren er wel andere toeristen met hetzelfde idee, maar doordat er veel IKEA’s zijn en de winkels zo groot zijn, hebben wij ze niet gezien.
De IKEA-ervaring begon al voor de eindbestemming bereikt was. Het pand zat verstopt op een soort woonboulevard meets industrieterrein, waardoor we in eerste instantie aan de verkeerde kant van de snelweg zaten. De wegwerkzaamheden hielpen ook niet mee, maar uiteindelijk had onze navigatie een route dwars door een parkeergarage heen gevonden.
IKEA’s hebben altijd grote parkeerterreinen en deze IKEA was geen uitzondering. Er was een ingang voor laden en lossen, er was een ingang voor mensen die slecht ter been zijn, een ingang voor gezinnen, nog een ingang voor laden en lossen maar dan voor klanten en uiteindelijk een ingang voor het gepeupel waar wij bij horen. De auto was dan eindelijk op de goede plek geparkeerd, het feest en zoek de tien verschillen kon beginnen.
Verschil nummer 1: op de draaideur staat geen “hej* *Zweeds voor hallo“. In Nederland is de draaideur van IKEA relatief zen en leeg, afgezien van de begroeting die erop geplakt is. Hier waren heel veel stickers op de deuren geplakt. De draaideur duurde te kort om ze allemaal te lezen, maar er was geen hej.
Eenmaal binnen was rechts van ons een cafeetje met daimtaart, voor ons een roltrap en tussen de roltrap en het café een plattegrond. U leest het goed: een plattegrond. En het was geen ontruimingsplan. Deze plattegrond had een u-bent-hier-stip, een legenda en de onthulling waar welke afdeling zich bevond. Nog een beetje beduusd zijn we maar naar helemaal boven gegaan om ons vervolgens naar beneden te werken.
We kwamen aan op de derde verdieping (verschil nummer vier) bij het restaurant. Want waar kun je nu beter Zweedse balletjes eten dan bij een IKEA in Zweden (ze zijn trouwens in de aanbieding bij de supermarkt om de hoek van ons hotel). In het restaurant bleek de IKEA-familypas gewoon te werken, alleen is de gratis thee of koffie in het weekend op. Als we meer dan honderd euro zouden besteden in de IKEA zelf, kregen we onze maaltijd gratis. Drie seconden hebben we overwogen een paar keukenkastjes mee te nemen, maar het formaat is zo onhandig.
De vegetarische balletjes bleken goedkoper te zijn dan de “echte” balletjes en hier krijg je er doperwtjes bij en als je durft aardappeltjes gekookt in schil.
Omdat we dus thuis met de keuken bezig zijn, hebben we die afdeling bekeken. We konden met de roltrap naar beneden en kwamen terecht op een verdieping, tsja, hoe leg je dat uit? Op die verdieping was een deel zoals je dat in Nederland ook ziet met allemaal samples van deurtjes en aanrechtbladen. Maar er leek ook een soort van kantoor ingericht te zijn voor de keukenontwerpers en keukenplanners. Er waren zelfs stilteruimtes leek het wel. En dan was er nog een gedeelte met showkeukens. Omdat de verdieping rond was, kon je met de roltrap naar beneden in een oogopslag dit dus allemaal zien. Het was alsof je in de Lion King op die rots staat te overzien welk land je straks gaat overheersen, met in je achterhoofd je innerlijke voice-over: “Daar is het schaduwland, smållland, daar moet je ver van weg blijven.”
Inmiddels hadden we de keukens wel bekeken en wilden we weer gaan. We bereidden ons mentaal voor op een barre tocht door wat in Nederland de onderste verdieping zou zijn met misverstanden in de vorm van allerlei handige spulletjes die je niet nodig dacht te hebben, maar wederom zijn we nog steeds in Zweden: we konden met de roltrap gewoon naar beneden en direct naar buiten. Het enige wat we tegen zijn gekomen zijn een paar stinkende kaarsen en een meetlat voor toegang tot het schaduwland.
Natuurlijk waren er zat overeenkomsten. Ik bedoel, het was vrij duidelijk dat we ons in een IKEA bevonden. Maar waar je ook bent ter wereld: in Rusland, Zweden, Nederland of Oekraïne: er zijn altijd kinderen die zich suf vervelen en gaan lopen klieren.
Vannacht zijn we de Botnische Golf overgestoken. We werden wakker in de scherenzee. Honderden, zo niet duizenden eilandjes liggen hier in het water. Je vraagt je af hoe veel pogingen het gekost heeft om een vaarroute uit te stippelen. Zigzaggend varen we naar Zweden.
Ook op deze boot is er een schier oneindige voorraad aan alcohol, maar de behoefte aan alcohol lijkt nu niet zo groot – zowel in relatieve als absolute zin, want het schip is mager bezet met passagiers.
We hadden het lumineuze idee om de auto met bagage alvast bij het hotel achter te laten, zodat we met OV naar het centrum kunnen. Dat ging bijna vlekkeloos, totdat we op het centraal station van Stockholm aankomen. Toen werd het spoorzoeken voor gevorderden. Hoewel de ene helft bij de scouting heeft gezeten en de andere helft als hobby atlassen lezen had, was dit toch wel als navigeren naar de bronnen van de Nijl.
Uiteindelijk kwamen we dan toch terecht in een tram die ons naar het volgende schip bracht: de Vasa. Als rechtgeaarde Nederlander was het natuurlijk meteen duidelijk waarom dat schip geen lang leven beschoren was: te weinig gegeten. Veel te dun en veel te hoog. Alsof het een bonenstaak was. En dan te bedenken dat er Hollanders hebben meegewerkt aan het ontwerp en de bouw van dat schip. Wij hangen de complottheorie aan dat die zijn omgekocht door de Polen.
Een collega is groot fan van Stockholm, dus we hadden wat tips gekregen. Na de Vasa, hebben we het museum van moderne kunst nog bezocht en toen begon de volgende speurtocht.
Van het museum van moderne kunst wilden we naar het Fotografiska. Nu is Stockholm een soort van Venetië (van dit Venetië ben ik iets meer onder de indruk), dus je bent gebonden aan een soort raadsel van de bruggen van Koningsbergen meets wegwerkzaamheden. Gelukkig is het Fotografiska de beroerdste niet, dus werden we aangemoedigd: “Als je een intervaltraining van 800 meter doet (Yeah, right met dit plakweer), ben je bij Fotografiska”; “Je bent nu even ver verwijderd van ons als de langste sandwich ter wereld (en die is dan net iets langer dan je op dat moment hoopt)”.
Uiteindelijk was daar dan toch het laatste museum voor vandaag en hadden we zoveel gelopen dat de voeten nu, een aantal uur later, nog steeds niet aan te raken zijn. Stockholm is een mooie stad en we hebben nog maar een fractie gezien. Dit roept erom nog een keertje terug te gaan.
Onze laatste dag in Finland is aangebroken en we besloten om deze door te brengen in Turku (of Åbo in het Zweeds). Niet omdat deze stad ons enorm aanspreekt, maar omdat onze boot van hier vertrekt.
Omdat het centrum van Turku vrij snel bekeken is, gingen we eerst naar de botanische tuin van Turku. Gezien de overvloedige voorradigheid van eilanden, is ook hier een eiland voor bedacht. De bloemen en planten stonden er fantastisch bij en ook alles met zes pootjes en twee of meer vleugels vermaakte zich enorm. Niet alleen het groen viel in de smaak, ook de blote benen.
In Turku hebben we nog wat gegeten en met onze wandeling terug naar de auto waren we wederom getuige van de Finse voorkeur ineens in een groep ergens op te duiken. We dachten dat we elke niet-alledaagse vorm van groepen wel gezien hadden (ik bedoel: rockband tot hooligan), maar het bleek dat we de groep marathonlopers nog niet gehad hadden. De finish bleek vlakbij de auto te zijn. Dat leidden we niet alleen af uit het kabaal dat daar gemaakt werd, maar ook uit de staat van de hardlopers. Elke vorm van uitputting kwam voorbij gerend, gestrompeld, gelopen of gehuppeld.
Inmiddels zijn we ingescheept en we zijn zojuist de haven van Naantali uitgevaren. Het zal een korte nacht worden, want om 3:45 wordt er een stop gemaakt bij de Ålandeilanden en om 6:15 komen we aan in Zweden. Finse tijd, dus we moeten nog even bedenken wat we om kwart over vijf ‘s morgens gaan uitspoken in de relatieve middle of nowhere in Zweden.
Helsinki ligt aan de kust en kusten aan de Oostzee hebben als eigenschap dat ze bezaaid zijn met eilanden, skerries en haffen. De kust bij Helsinki is geen uitzending, dus ja, wat doe je dan als Fin wanneer je een eiland over hebt? Juist, je maakt er een Finse variant van het Arnhems Openluchtmuseum van.
Het is vandaag minder plakkerig weer dan gisteren, dus prima omstandigheden om rond te sjouwen op zo’n eiland in een openluchtmuseum.
In het openluchtmuseum zitten bij sommige gebouwen mensen in traditionele kleding. Zoals het goede Finnen betaamt, zoeken ze alleen contact wanneer jij dat doet, dus kun je rustig rondkijken. Wanneer je een vraag hebt, blijkt er een schat aan kennis verstopt te zitten in die mensen. Je kunt het zo gek niet verzinnen of ze hebben er antwoord op: waarom is deze balk niet rond gehouden? Waarom gebruikten ze vroeger geen zaag? Waarom zit er krantenpapier op de muur? Wat is het verschil tussen Finnen in Karelië en Finnen in Finland? Hoe zat het met de rook in zo’n Fins huis? Waarom zijn de deuren zo klein? Misschien hebben we ze vandaag wel te hard laten werken in deze ongewone warmte voor Finland, maar het museum is een aanrader.
Omdat Finland vrij aan de prijs is, hadden we voor ons doen gek gedaan en allebei twee bolletjes ijs besteld. De ijscovrouw was denk ik blij dat ze wat te doen had, want ze bleef maar scheppen. Zonder overdrijven zat er ijs van het formaat halve bak Hartogijs op het hoorntje. Tsja, dan wordt de prijs-kwaliteitverhouding toch ineens wat meer in het voordeel van de gewone sterveling. Het park heeft – anders dan het immense openluchtmuseum in Kiev – veel bankjes, dus we zochten het mooiste bankje uit en gingen er maar eens voor zitten.
Terwijl we ons door het ijs heen worstelden in de hoop het smelten voor te zijn, hoorden we van grote afstand een andere meneer door het park heen komen. We konden vrij goed horen dat hij bij een groepje hoorde en dat hij als koning eenoog de andere blinden door het park heen loodste. De grootste onzin kwam in een niet aflatende stroom woorden voorbij. We werden er al moe van terwijl hij ons passeerde, maar om vijf uur – toen het park dicht ging – kwamen we hem bij de uitgang weer tegen en was hij nog steeds aan het kletsen en ratelen. Hij leek alleen wel een deel van zijn oorspronkelijke publiek ergens verloren te zijn.
Voor ons was het ook tijd om te vertrekken, dus liepen we naar de tram richting ons hotel. Alarmsignalen en sirenes kwamen in de verte ons tegemoet. Omdat dit – naast het vele openbare dronkenschap – de eerste opzienbarende gebeurtenis in Scandinavië zou worden, vroegen we ons toch af wat er aan de hand was. Het antwoord kwam onze kant op in de vorm van een stoet van een man of vijftig in rode shirtjes met het logo van Jysk erop. Het bleek de harde kern van de lokale voetbalclub te zijn die over de stoep marcheerde en luid brallend zichzelf kenbaar maakte aan de rest van de buitenwereld. Geheel naïef en onwetend kruisten onze paden. Ongeschonden kwamen we uit deze ontmoeting, maar als we de twee ME-busjes en politiewagens met zwaailichten die de groep stapvoets volgden mogen geloven, was dat puur geluk.
Heelhuids keerden we terug, met de conclusie dat al die drank die we op de ferry taxfree ingeladen zagen worden, hier vrij makkelijk zijn weg vindt en op een bepaalde manier wel weer teruggeven wordt aan de maatschappij.
In 2020 waren we in Oostenrijk. Er is toen een moment geweest waarop ik vreesde geen blog te kunnen schrijven, omdat Oostenrijk een beetje saai was. Maar gelukkig gingen we sushi eten in een restaurant in een donker en verder leeg winkelcentrum.
Vandaag hadden we min of meer dezelfde situatie aan de hand. Helsinki is een aardige stad, maar niet per se heel bijzonder. Het museum van de geschiedenis van Helsinki hadden we ook al bekeken en hoewel de indeling en de verhaallijn onnavolgbaar waren, kwamen we daar toch veel te snel weer naar buiten.
De bibliotheek was mooi, maar ging al vrij snel over op een fantasieloze jaren tachtigstijl, dus ja, wat moet je dan? Nou ja, je kunt ervoor kiezen om bij een restaurant te gaan eten voor €12,50 per persoon. Dat hadden al alarmbellen moeten zijn, want dit is Finland en alles is hier duur. Daarnaast heette het Asian buffet. Voelt u de overeenkomsten zich opbouwen? De helft van ons twee die het uitgezocht had, noemde het zelfs: “net zoiets als wat we in Oostenrijk hadden”.
Op zoek naar het restaurant bleek dat we niet op straatniveau moesten kijken, maar een – jawel – bijna leeg winkelcentrum in moesten. Op dat moment bekroop in ieder geval mij het gevoel dat ik misschien wel blij moest zijn met het niet kunnen vinden van het eettentje. Gerard was echter enthousiaster en riep onderaan de roltrap: “Tess, kom, ik heb het gevonden! Hier is het!”
Behalve twee Finse pubermeisjes, waren we de enige. Het buffet bestond uit een zeer sobere saladebar met ijsbergsla, augurken, tomaten en bietenschijfjes. Er waren wat bakken met rijst, noedels, curry en loempia’s. En als laatste was er nog een plaat met wat verschillende soorten sushi. Maar wat het exact allemaal was weten we niet zeker, want alle bordjes met omschrijvingen waren in het Fins. In die €12,50 zat dan ook nog een drankje inbegrepen: een flesje Coca Cola of Fanta. Het andere drinken was water uit een kan met twee zielige schijfjes citroen.
Tsja, daar zaten we dan. Het eten was lauw, de locatie verre van vakantiestemming bevorderend. De sushi durfden we allebei niet te nemen, want, nou ja, lauwe sushi is niet vragen, maar eisen om ellende. Maar de mensen die er werkten leken erg blij met onze komst. En net op het punt dat het heel ongemakkelijk leek te worden, was er ergens een conservenblik Finnen opengetrokken in het winkelcentrum. Vanuit het niets kwamen ineens een man of tien eten. De staf was net zo verbaasd als wij. Zelfs het personeel uit de keuken kwam even kijken. Een paar mensen waren op zichzelf, maar de meerderheid van die groep nieuwe eters bleek bij elkaar te horen. En waar wij nog behoorlijk beschroomd waren, bleven deze mensen maar opscheppen. Het eten leek zelfs voor nieuwe inspiratie te zorgen, want volgens mij was het een rockbandje (zo zagen ze er in ieder geval uit en zo klonken ze ook, maar dat hebben we bij veel Finnen). Al gauw werd door een iemand een gitaarriffje gejamd en werd er instemmend op voortgebrainstormd.
Wij hadden inmiddels de moed verzameld om ons toetje ergens anders te halen. Het personeel had de avond en waarschijnlijk omzet van hun leven. Na zoveel roadtripjes, dubieuze hotels, hachelijke grensovergangen en oneindig veel nieuwe smaken, hebben we vandaag toch een primeur: dit restaurant overtroefde ruimschoots de ervaring van het sushirestaurant in Oostenrijk.