Dag 2 – Water dat doet leven (Karlový Varý, CZ)

Het besef van vakantie komt heel langzaam indalen. En daarmee gaat ook de vakantiecrash in slow motion. Het helpt niet dat we vandaag een flink stuk door Duitsland hebben gereden. Niets ten nadele van Duitsers, maar de route is mooi en de weg saai. Het is voor ons zoals de Amerikanen zeggen: perfect is boring. Gelukkig hebben we een wennen-aan-koud-watervakantie. Tsjechië lijkt in veel opzichten op Polen: goede wegen, Midden-Europese architectuur, graan en bossen. Maar toch zijn er al hints die weggeven wat er aankomt: fietsers op de snelweg, lifters, inhaalmanoeuvres met ware doodsverachting, LPG op een geïsoleerde plek van het terrein tanken, sirenes die voor niets loeien. Langzaamaan dompelen we ons onder in Oost-Europa. Onze eerste tussenstop was Karlový Varý. Een onmiskenbare Duitse stad met Nederlandse prijzen waar warm water in twaalf verschillende bronnen uit de grond komt. Schijnt heilzaam te zijn voor alles waar we tijdens onze vakantiecrash last van hebben. Wij zagen vooral toeristen en hoorden een filmfestival. Tot zover onze Venetiëtheorie. Goed, twaalf bronnen. We hebben er zeven gezien en gevoeld (ja, ze zijn warm; tussen de 30 tot 70 graden). Omdat een van de bekkens eruitziet als ons fonteintje in het toilet gingen we ervan uit dat het water ongeveer zou smaken als thuis: veel kalk en een hint ijzer. Maar het smaakt dus naar intens verrijkt warm mineraalwater met prik zonder de prik. Waarop een van ons zich zorgen begon te maken over legionella. De bronnen stromen echter met wisselend debiet vrij veel en constant, dus je kunt er prima van drinken. Ware het niet dat je volgens alle bordjes niet meer dan een liter per keer mag tappen. Niet iedereen voelt zich gebonden aan die voorschriften trouwens. Mensen met vijfliterflessen die even wat voorraad komen halen zijn geen uitzondering. Gelukkig is er genoeg water voor iedereen zullen we dan maar zeggen. Wij laten de gezondheidshausse weer achter ons en komen over een uurtje aan in de laatste toeristische hotspot van deze vakantie: Praag.

Dag 1 – En dat was het moment… (Berghem, NL)

Als mensen ons vragen naar onze hobby’s of vakantiebestemmingen, komt Oost-Europa onvermijdelijk ter sprake. Dan zijn er grofweg twee reacties mogelijk: een van verbazing gemengd met twijfel en een met Oh ja, ik ben ook wel eens in Praag geweest. Waarop wij dan enigszins beschroomd moeten bekennen dat dat ongeveer enige toeristische trekpleister aan de andere kant van het voormalige IJzeren Gordijn is die wij nog nooit hebben bezocht. Op een of andere manier rijden wij altijd een rondje om Tsjechië heen. Daar gaat deze zomer verandering in komen. Toen we vorig jaar Venetië bezochten in coronatijd bleek dat een gouden zet. Geen toerist te bekennen, behalve deze twee. We gokken (oke, hopen is eerlijker) er een beetje op dat Praag hetzelfde heeft. Mensen die ons een beetje kennen weten ook dat we dat niet lang uithouden, dus de reis gaat dit jaar verder naar een van de dunbevolktere gebieden van Europa: de Karpaten. Als we de grens over komen, want corona. Maar he, een beetje avontuur heeft ons nog nooit tegengehouden. En het avontuur begon vanmorgen al in Berghem waar bleek dat ons enige tankstation ergens in de afgelopen tijd was veranderd in een Shell waar we zo waar gas kunnen tanken. Hoe dan! Vervolgens gaf onze navigatie de meest exotische exitroute uit Berghem aan op weg naar Duitsland. Dit was het moment dat we beseften dat onze vakantie was begonnen. Welkom op deze blog.

Dag 11 – Teilwiesen (A) – Berghem (NL)

Het mooie weer is op en dat was het teken om een eind te breien aan deze vakantie. Aquaplanend en met laaghangende zon reden we rustigaan naar huis.

We kijken terug op een vakantie die qua tempo nog nooit zo langzaam is gegaan. Corona bood ons een ‘unieke ervaring’ en Italië bracht ons een vleugje Oost-Europasfeer. We gaan de koffie en de lasagne missen.

Er zijn nog heel veel verhalen en foto’s, maar voor nu arrivederci.

Dag 10 – Teilwiesen (Imst) (A)

Bijna had hier een foto gestaan van een zwembad en een cocktail of zo. Deze blog drijft toch een beetje op de verbazing van een Nederlander over alles wat niet Nederlands is. En eerlijk is eerlijk, Oostenrijk is gewoon te Nederlands voor deze blog. Zelfs het corobabeleid is even ondoorgrondelijk als in Nederland.

Maar toen gingen we avondeten. Een van ons twee heeft een kleine fetish met anti-herhaling dus we gingen ergens in Imst eten. Het werd Sakuro & Co, wat deed vermoeden dat het een Japans restaurant was.

De rit ernaartoe was er al eentje die voor verwarring zorgde aangezien we over een grauw en verlaten 9-tot-5-industrieterrein reden. Even dachten we zelfs dat we misschien bij een sushifabriek zouden uitkomen.

Maar na vijf rare rotondes (“u bent door naar de volgende rotonde” aldus de customized navigator) doemde een winkelcentrum op. Ook dit was allemaal dicht en verlaten. Maar in dat winkelcentrum zat dus ons restaurant.

Spookrijdend over het enorme verlaten parkeerterrein (wat ons gesein van een andere verdwaalde Oostenrijker opleverde) kwamen we uiteindelijk terecht bij een parkeergarage die wel open en toegankelijk was. Onze redenering was dat in die garage dan waarschijnlijk ook wel een ingang naar het winkelcentrum zou zijn die open was.

In die garage zat dan weer de complete jeugd op scooters van Imst te hangen. De sfeer was, eh, laten we zeggen: dynamisch. Het hielp niet dat we net daarvoor een gesprek hadden gehad over de Amsterdamse onderwereld…

Toen we eindelijk een deur naar het winkelcentrum hadden gevonden die wel open was, kwamen we in een uitgestorven centrum uit. Maar je voelde aan alles dat je niet alleen was. De winkels waren al dicht, alleen de eettentjes waren nog open, maar compleet leeg. Onze Oost-Europa-alarmbellen draaiden overuren en overtraden de Oostenrijkse Lärmschutz.

Het Japanse restaurant had een grote foto van de Chinese Muur aan de muur hangen. Dat had al een teken moeten zijn. Verder zagen we loempia’s (Vietnamees), curry (Thais), eend (Chinees) en giftig blauw kauwgomballenijs (eh…) liggen. Het enige wat Japans was, waren de gefrituurde sesamballetjes, de twee soorten sushi en sojasaus (en eigenlijk die ook niet, want die kwam uit – jawel – Sappemeer).

We bestelden ons drinken en verwachtten een uitleg van de ober over het niet-Japanse buffet. In plaats daarvan kregen we de vragen of we alleen wat kwamen drinken of ook wat kwamen eten. Dat laatste was het geval. Ons werd toen met een Oostenrijks gebrek aan uitleg eet smakelijk gewenst.

Dag 9 – Trins (A) – Imst (A)

Langzaamaan trekken we terug naar het noorden. Maar om nog het optimale uit onze vrije dagen te halen, blijven we nog even in Imst.

Eerlijk gezegd hebben we al het boeiendste al gedaan. Dat waren de kabelbaan en de Alpine achtbaan. (We missen Oost-Europa!)

Het eerste was erg zen, het tweede was wat enerverender. Denk aan een rodelbaan op een rail. Ons was beloofd dat we maximaal 40 kilometer per uur zouden zien, maar iemand voor ons durfde niet zo hard en hield de boel nogal op…

Het nieuwe verblijf is weer erg leeg en rustig. We vragen ons af of we hier ook de volle mep voor betalen aangezien er een fantastisch uitzicht, een enorme kamer en een zwembad bij komt kijken.

Afijn, met het zwembad vermaken wij ons de laatste echte vakantiedag wel. Nog steeds zonder mondkapjes, want daar doen ze hier nog steeds niet echt aan…

Dag 8 – San Boldo (I) – Trins (A)

Voordat het over vandaag gaat, moeten we even terug naar gisteren. We reden op weg naar ons avondeten langs een huis met een schuurtje. Niets bijzonders, ware het niet dat er uit het schuurtje uit elke kier enorm veel rook kwam. Twee oudere mensen liepen op weg richting de schuur dus vroegen we vanuit de auto voor de zekerheid of alles goed ging en of die rook hoorde. Ja, dat hoorde zo. Alles ging goed. Tutto bene! Wij reden verder en dachten er niet meer over na (het heeft de blog van gisteren niet eens gehaald…).

Vanmorgen brak de dag aan dat we San Boldo moesten verlaten. Een beetje weemoed hadden we wel (we hadden geen lokale prosecco meer gehaald). Maar ja, het was goed zo. De laatste luikjes gingen dicht. De koffers werden naar de auto gesleept en het karton nog weggegooid. En toen stond er ineens een Italiaanse meneer naast onze auto.

Hij legde in prachtig Italiaans uit dat wij hem gisteren hadden gezien bij het huis met heel veel rook. Die rook hoorde omdat ze vlees aan het roken waren. Met het draaien van het vlees kwam er veel rook vrij. Toch waardeerde hij onze bezorgdheid. Dus uit dank gaf hij ons een gekoelde fles prosecco. Hij wenste ons een goede terugreis en hoopte dat dit een goed aandenken aan onze mooie vakantie was. En toen was het nog maar tien uur ‘s morgens…

Het was nu echt tijd om nu het aardse San Boldoparadijs te verlaten. De reis voerde ons langs het intens blauwe Mismeer. Daar werden we nogmaals van ons geloof gebracht dat het slecht zou gaan met alles wat vleugeltjes en meer dan zes pootjes heeft. #stommewespen

Daarna volgde een lange slinger (of eigenlijk pendule) naar de Monte Lagazuoi (2151 meter). Tijdens die rit kwamen we tot de conclusie dat wielrennens het liefst hun leven wagen op een hoogte vanaf 1500 meter waar geen vangrails meer zijn en de weg erg smal is en wandelaars het liefst zich onverhoeds ophouden in haarspeldbochten op een hoogte onder de 1500 meter. Italianen zitten dan weer in de auto op elke hoogte en proberen in deze drukte toch nog koste wat kost in te halen (het liefst met een tegenligger in het zicht).

Al het sarcasme daargelaten. Op zich snappen we wel dat je op die plek wil wandelen en wielrennen. Het is er prachtig en er zijn trainingsmogelijkheden zat zullen we maar zeggen…

De weg kronkelde weer naar beneden en leidde naar Oostenrijk. De eerste afslag na de Brennerpas drukte onze neuzen op de willekeur van grenzen. Zoals Italië ons geleerd had, liepen we braaf met onze mondkapjes op ons avondeten tegemoet, klaar om al onze gevoelige persoonsgegevens achter te laten voor het geval dat, terwijl onze gastheer meteen heel droogjes zei dat ze hier in Oostenrijk geen mondkapjes gebruiken…

Het hotel waar we nu verblijven blaakt eveneens uit in zorgeloosheid. Waar we in Italië bij elk hotel een verhandeling krijgen over het belang van tracibility en hygiëne en de locatie van het ontbijt, hield onze gastvrouw in Oostenrijk het bij de kordate vraag of wij een kamer hadden besteld en als dat zo was hoe laat we wilden ontbijten. Kamernummer was vijf. Sleutel zat in de deur. Goedenavond.

Dag 7 – San Boldo (I)

We zijn weer veilig terug in San Boldo. Veilig is hier wel het noemen waard want op de terugweg van Venetië reden we onze bergen en pas tegemoet en daarmee een indrukwekkend onweer. Het weerlichtte zo sterk dat een machtig front van hoge bergen extreem clair-obscur oplichtte. De dashcamfilmpjes volgen nog (als ze gelukt zijn).

Toch schrok ons dat niet af van een flinke wandeling door diezelfde bergen. Officieel zitten we in de Pre-Alpen van Belluno. Voor ons huisje is een piek van 1196 meter, achter ons een piek van 1281 meter (de pas ligt op 706 meter tussen die toppen).

Die laatste top werd het. Ook omdat we volgens de route de pas mee zouden lopen. De pas hebben we inderdaad meegelopen, maar er zijn hier zoveel bomen dat we de pas niet hebben gezien (erg jammer, want google maar, het is een leuke pas).

Toen we de top bereikten was daar een kleine deceptie. De Italianen hebben namelijk hun prioriteiten al weer verschoven, dus in plaats van een schattig kruis stond daar namelijk een enorme zendmast…

Wat we wel daar op de top dan weer zagen liggen waren de Dolomieten, Belluno, de Piave en – onze stoutste verwachtingen overtreffend – Venetië…

De afdaling was lang en zelfs op onooglijke kleine wandelpaden heb je omleidingen over nog kleinere en onooglijkere paadjes. Goed, morgen hebben we spierpijn, maar de uitzichten waren het meer dan waard.

Dag 6 – Venetië (I)

Het thuisfront was dolenthousiast toen bleek dat we dus naar Venetië gingen. Er werd een heuse tour langs alle honderden kerken voorgesteld. Hoewel we het aanbod erg waardeerden, hebben we het bij een dagje gehouden.

We hadden ons opgemaakt voor een dure parkeerplaats, hordes toeristen en de eindeloze gedachte wat doe ik hier.

Daar kwam echter een onverwacht voordeel van de coronaepedemie om de hoek kijken. We konden namelijk parkeren op het eiland en aan alles was te zien dat Venetië normaal meer toeristen verwerkt. Voor ons heel fijn, voor een hoop Italianen niet. Rijen rondvaartboten en gondola’s lagen werkloos aan de kant te wachten. Een gondolameneer zat in een gondola wanhopig te wachten op toeristen. De toeristen op het bruggetje zagen alleen een mooi authentiek instagrammomentje en gingen foto’s van hem maken. We hebben nog nooit iemand zo verdrietig zien kijken.

Het rook er trouwens in Venetië ziltig en naar chloor. Die eerste hadden we kunnen bedenken, die tweede was wat onverwachts. De visjes vonden het echter prima. Onder het oog van een oplettende toerist zwommen ze lekker door het heldere, schone en rustige water.

Wij manouvreerden echter soepeltjes en met geruime afstand van de andere toeristen door het oude centrum (zonder gondola, want sorry, 80 euro per uur hebben we er nog steeds niet voor over).

Waarschijnlijk gaan we nu een aantal mensen schokken, maar eigenlijk, tsja, hoe zeg je dat, was Venetië een beetje – ehm – ‘underwhelming’. Ja, je ziet grachten en Italiaanse huisjes en bruggetjes, maar dat is het dan ook. Op een of andere manier hadden we net een beetje meer vavavoem verwacht of zo. Oké, de San Zaccaria was wel heel mooi, maar toch…

We trokken naar de andere eilanden. Murano, Burano, San Giorgio. Allemaal rustig en heerlijk om doorheen te lopen. De dag eindigden we samen met monniken op San Giorgio met een uitzicht op de povere verlichte stad. Ja, Venetië was mooi, het kan van de bucketlist.

O ja, als je zelf gaat: nu is het er heel rustig. Veel is wel open en de trappen aan de kades zijn glad en het water dat daarop die trappen ligt is nat en groen. Doe er je voordeel mee…

Dag 5 – San Boldo (I)

Voor de verandering hadden we vandaag geen behoefte om iets te ondernemen. Het gaf ons de gelegenheid om onze ervaringen en waarnemingen te herkauwen en onze conclusies hier te delen.

Zo is het hier geoorloofd om met alarmlichtjes stil te staan op een rotonde om de weg even op te zoeken, maar is het hier ook gebruikelijk om zonder knipperlicht de rotonde te verlaten (ook al staat er op elke hoek van elke rotonde een instructie om dit met knippertje te doen)

De San Boldopas wordt gereguleerd met stoplichten, want de pas is te smal voor tweerichtingsverkeer. Toch zien verschillende mensen dit als de perfecte plek om te wielrennen.

De berm is een verlengde van de weg. In alle opzichten.

Er bestaat een dilemma: overal slecht internet of helemaal geen internet dan wel 4g-bereik al naar gelang of je provider er zin in heeft.

Officieel moet je overal kunnen pinnen vanwege corona. Een steekproef leert ons echter dat er wellicht iets ‘moet’ maar dat dat niet gelijk staat aan ‘kan’.

Recently renovated is nog steeds recently als het nog geen veertig jaar geleden is (en dit gaat niet over een kerk, maar over ons huisje).

Een gasoven is exotisch en spannend.

De San Boldopas kun je nemen met 70 kilometer per uur en heftruckhandje. Het is alleen wat spannend voor de bijrijder.

Wolken zijn mooi op deze hoogte (±700 meter boven zeespiegel) en ze doen gekke dingen omdat we bij een pas zitten.

We zitten maar een uurtje rijden van Venetië en dat maakt de ene helft van ons een beetje angstig en de andere helft enorm opgewonden…