Vandaag is dan de dag aangebroken dat we gaan doen wat ons naar België bracht: het concert van Coldplay.
Het concert is in Brussel, dus we zijn met de trein vanuit Verviers gegaan, een mooie route langs de Vesder (ja, die rivier die vorig jaar een hoop ellende veroorzaakte). Een klein anderhalf uur later waren we dan toch in Brussel.
Lopend door de stad hoorden we een hoop lawaai van het Marktplein komen. Dat is normaal een teken om weg te blijven, dus dat deden we vakkundig, tot we bij een terras allemaal mensen met bajonet zagen zitten. Een hele groep mensen, verkleed alsof ze de slag bij Waterloo gingen naspelen, zat op hun dooie akkertje alle tafeltjes van een crêperie te bevolken.
Dat was voor ons het signaal om toch even op dat Marktplein te gaan kijken en al lopende kwamen we meer en meer mensen in kostuums tegen.
Op het plein aangekomen, konden we nog net het staartje van het planten van de meiboom meekrijgen. Hier kwamen een hoop tradities bij elkaar.
Een snel onderzoek op Wikipedia leert dat het planten van de meiboom een traditie is die al eeuwen oud is. Ze wordt zowel in Nederland als België nog in ere gehouden, al maakten wij, kaaskoppen, er toch echt pas hier in Brussel kennis mee. In Brussel gaat dit gebruik terug tot 1213 en wordt er ook echt een boom geplant (voor vijf uur!).
Meibomen zijn niet overal echt bomen, vaak zijn het palen met linten en er hangt een zweem van rivaliteit omheen, want ze worden nogal eens gejat door een naburige plaats. De traditie in Brussel heeft ook te maken met wat onenigheid met Leuven, bijvoorbeeld.
Goed, die hele meipaal hebben we niet gezien, maar wel de reuzen. U moet inmiddels denken dat we iets te diep in een Belgisch vaatje hebben gekeken, maar er stonden zeker een stuk of zeven reuzen op het plein. Geheel volgens de Brusselse taalregels werd alles in het Frans en onverstaanbaar Nederlands aangekondigd, dus wat die reuzen precies op dat plein deden, weten we ook niet. Maar indrukwekkend was het zeker, we hadden namelijk te maken met onze eerste, echte reuzenommegang. En hier betaalde mijn Nederlandse leeslijst zich uit, ik herkende de reuzenommegang doordat ik ooit een kort verhaal heb gelezen over iemand die dus in zo’n reus zit en die kolos in de optocht moet laten rond dansen. Zwaar respect voor de mensen die in de poppen zaten, want het is hier toch een luttele dertig graden met veel zon en weinig wolk en wind.
We lieten de meiboom in augustus en lieten alle grote reuzen voor wat ze waren om ons in een volle metro te proppen. Inmiddels zitten we in het voorprogramma van ons concert – in de schaduw – te wachten op onze guilty pleasure.
Naschrift: inmiddels heb ik het verhaal over de reus gevonden: het is van Paul Snoek, een Vlaamse dichter en schrijver. Het korte verhaal heet de man in de reus. Geen Coldplay, maar hier London Grammar als aperatiefjeWe werden geacht met de trein te komen of in ieder geval op een zo duurzaam mogelijke manier. ‘t was wel 3:30 in de ochtend voordat we weer terug waren 😅
De trouwe en oplettende lezer van dit blog zal het opgevallen zijn: onze website lag er de laatste tijd veel uit en was lastig te bezoeken. Sinds gisteren kregen we ook niets meer geüpload. Sterker nog, we kwamen überhaupt niet meer op onze server. Dat was natuurlijk niet helemaal de bedoeling. Gelukkig zijn we halve IT’ers en zaten we ‘maar’ in België.
Niet exact wetend wat de oorzaak van de uitval was, zijn we toch maar eventjes richting huis gegaan. Toch een beetje spannend wanneer je niet meer bij je eigen spul kunt.
Bij het bliksembezoek aan thuis troffen we onze eigen Blégny aan: onze server was zelf een mijn geworden. En door de terril die een anonieme cryptominer veroorzaakte, klapten onze websites eruit en waren zo onbereikbaarder dan een weekkaart voor het Sint-Petersburgse OV.
Ik zou een heel dramatisch verhaal over de innerlijke hacker die in ons wakker werd kunnen beginnen, maar het was iets minder heroïsch: Google en troubleshooten, plus een paar keer opnieuw opstarten hebben het probleem verholpen. We beginnen voor de tweede keer aan onze vakantie; hopelijk alle mijnen even achter ons latend.
‘s avonds hebben we toch nog een beetje vakantie gevierd
Gerard heeft aan iedereen verteld dat we gaan kajakken en dat we met de trein naar Luxemburg gaan. Klein probleempje: met de trein doen we er drieënhalf uur enkele reis over en het is maar twintig graden. Geen kajak, geen Luxemburg. Maar we zitten in de buurt van iets anders wat al een jaar of zes naar ons roept: de mijn van Blégny.
Daar zit een verhaal aan vast. In 2016 gingen we voor het eerst samen naar Oost-Europa. Het was een groepsvakantie en omdat in ieder geval de helft van ons niet zo goed gaat op groepen, hadden we de vouwwagen van onze ouders geleend om nog een paar dagen rustig te kamperen in Zuid-Limburg. Zeer geslaagd idee, want sindsdien komen we erg graag in deze streek. Tijdens een wandeling liepen we naar de uitkijktoren van Mesch en zagen we terrils. Gerard wilde er graag naartoe en de avond voor we weer naar huis gingen, reden we op de bonnefooi richting zo’n berg. Het was even zoeken, maar we vonden er eentje. En dat was die van Blégny.
We liepen rond, beklommen de heuvel, het museum was dicht, maar we vonden dat we maar een keer terug moesten komen wanneer alles open was. Met de ondergaande zon reden we naar de camping om daar te ontdekken dat het ging regenen, dus hebben we toen als een jekko de vouwwagen opgeruimd en zijn rond middernacht naar huis gereden. (“Vanwaar die haast?” hoor ik u denken. Beeld je een vochtig opgevouwen tent in die je pas een jaar later weer opent.)
De keren erna dat we in Zuid-Limburg of de Ardennen waren, zaten we of een eind uit de richting of was er een pandemie. In februari van dit jaar, een dag nadat de regels zo goed als losgelaten waren, een week voor die inval in Oekraïne en in het weekend van de storm die ons schuurdak heeft meegenomen, zaten we weer in Zuid-Limburg. Dit keer met vrienden en we wilden wel naar die mijn waar Gerard niet over op kon houden. Mijn dicht.
En nu dus de perfecte omstandigheden om toch maar eens die mijn te bezoeken. Om drie uur konden we daar dan toch echt terecht.
We meldden ons klokslag drie uur bij het onthaal van de mijn, waar de gids net klaar was met een eerdere groep. Hij moest toch effe wat drinken, want je kreeg een droge keel van zoveel praten. Wij vermoedden een lichte variant van stoflongen.
Vijf over drie werden we dan toch echt geprept tot ware kompels. Met hemd en helm liepen we naar de lift. De gids stond op het punt iets te vertellen over de lift, die eruit zag alsof die bij het erfgoed hoorde wat we gingen bezoeken, maar hield zich in met de omineuze woorden: “dat vertel ik straks wel”.
In ons gezelschap waren een paar Belgen, een paar mensen die overduidelijk uit de regio ten noorden van Amsterdam kwamen, iemand uit Maastricht met een wat licht-panische kleinzoon en wij dus.
De gids kon heerlijk vertellen en betrok ook het jochie bij zijn verhaal. Die was op zijn beurt erg nieuwsgierig en stelde net iets te veel vragen. Het ventje was ook een beetje angstig. Vanaf het begin was het jochie al bang, vanwege de helm die hij op moest, want dat moest toch betekenen dat de mijn op z’n minst op het punt van instorten stond.
De gids kon er wel om lachen, totdat het ventje net iets te veel vroeg en toen begon de gids over T-Rex. Het manneke wilde weer naar boven. De gids vertelde toen zijn mooie verhaal over de lift: dat was vroeger gewoon een vrije val. Daarna zei hij dat hij dat ook niet meer boven de grond vertelde, omdat hij dan wel eens mensen had die dan niet meer naar beneden durfden.
T-Rex bleek een oude mijnboor te zijn en natuurlijk moest die even gedemonstreerd worden. Onze junior was er alleen niet helemaal op voorbereid. Het starten van de boor – wat an sich al een imposant geluid produceerde – werd vervolgens overstemd met loepzuivere, sopraanhoge C van een knulletje van bijna negen.
En alsof dat nog niet slapstick genoeg was, stond de jongen door zijn nieuwsgierigheid ongeveer op oorhoogte naast de gids, die op zijn hurken zat voor de boor. Afijn, u kunt zich vast inbeelden wie de meeste gehoorschade had na afloop.
We vervolgden onze weg naar de donkere diepte waar de gids en passant liet vallen dat daar de moeder van T-Rex stond. Dat kon onze kleine man niet waarderen, maar ook die moest even geshowd worden.
We gingen weer naar de lift naar boven. Tijdens de tocht omhoog naar het bovenste gedeelte van de mijntoren deed de gids zijn mooiste openbaring: hij had hoogtevrees dus hield even zijn ogen dicht. (Hij maakte geen grapje(!))
Geheel zen kwam de groep natuurlijk dan boven aan in een toren van een oude, gesloten mijn in België – not. Maar daar kwam dan het laatste gedeelte van de rondleiding. We vonden dat de gids wel wat vrijwillig en vrijblijvend drinkgeld had verdiend zoals het bordje aan het eind ons in mooi Waals Nederlands aanmoedigde, want voor hem zat het werk er nog niet op: het manneke dat al bijna naar groep zes ging was opa kwijt.
Zojuist zijn we recordlaat vertrokken voor vakantie: half vier in de middag. Er zijn zomers geweest dat we ook op dit tijdstip vertrokken, maar dan twaalf uur eerder op zo’n dag. Het komt allemaal door Coldplay. Coldplay is zo’n band als U2, als je een beetje mee wil doen met de goegemeente doe je alsof je een hekel hebt aan hun muziek, maar stiekem is hun muziek wel lekker luisterbaar. Dus wij gaan vrijwillig een hele avond naar ze luisteren. In Brussel.
Ligt alleen wel een beetje uit de route, dus verenigen we het nuttige met het aangename en hebben we een soort van pre-vakantie in de Ardennen. Maar dat wil niet zeggen dat we geen Oost-Europa-taferelen tegenkomen, getuige het reglement van onze Airbnb in Verviers: houd rekening met de buren, heb respect voor de katten en geen ander voedsel dan snacks.
Afijn, een beter begin is er niet.
De laatste dag is alweer aangebroken. Onze vlucht vertrekt pas om half zes ‘s avonds dus we hebben nog wat tijd. Omdat lopen niet echt een optie meer is, gaan we naar een museum. Uiteraard is het een museum over de Romeinen en het ligt ook nog eens tactisch bij station Termini wat weer handig is met het oog op onze naderende terugreis.
Het museum bevat een aantal fraaie oude beelden, mozaïeken en fresco’s. Hier staat ook voor iedere leerling Latijn een beroemd beeld van Augustus als priester en een meneer met een discus.
We drinken onze laatste ijskoffie op station Termini en langzaam zakken we af richting vliegveld Fiumicino.
Ruim op tijd checken we in, gaan we door de douane en eten we onze laatste maaltijd in Italië. Dag, goed eten.
Bij het inchecken groeten we nog de directeur van Centraal Beheer die hetzelfde goede idee had als wij en dat is dan de symbolische afsluiter van de conferentie waar het allemaal mee begon.
Eenmaal in het vliegtuig blijkt Gerard een eind naar achter te zitten en beland ik naast twee oudere Nederlanders die ook een stedentripje achter de rug hebben. Mevrouw ziet haar kans schoon om uitgebreid te gaan keuvelen en oerhollands te mopperen op het Engels van KLM, de zwartepietdiscussie die het sinterklaasfeest verpest (‘schaf het hele feest dan maar af’) en een Romeinse stadstour die haar nieuwe dingen beloofde maar dat niet deed. Gelukkig duurt zo’n vlucht maar twee uur…
Inmiddels rijden we in een ontprikkelende auto naar huis. Ondanks alle blaren, spierpijn en pijnlijke knieën kijken we terug op een paar geweldige dagen in Rome. De stad, het weer en het werk was alles meer dan waard. Wie weet waar het volgende avontuur ons brengt. Maar voor nu: arrivederci!
We zitten – tot enige onrust leidend bij het thuisfront – in een hotel aan de muur van het Vaticaan. Het werk vindt het goed als ik zondag terugvlieg in plaats van gisteren. Gerard is donderdag gearriveerd en zo hebben we nog twee dagen in Rome.
Rome is een loopbare stad. Als je geen kapotte voeten hebt. Van het Vaticaan lopen we via de Engelenburcht naar het oudere gedeelte. Wat eigenlijk nog steeds erg vaag is gezien de omvang van Rome sinds mensenheugenis. Maar we gaan over de Tiber dus naar het Pantheon en het Colosseum en alles wat zich daar tussenin bevindt en de leeftijd van 2000 tot 300 jaar heeft. (We laten het qua bouwstijl potsierlijke monument van Victor Emanuel II even achterwege)
Onderweg drinken we beiden een hip thee- en koffiedrankje waarvan de verkoper ons heeft overtuigd om er tapioca aan toe te voegen. Persoonlijk riep dit Kuifje-erlebnissen bij ons op, maar de verkoper probeerde het nog aantrekkelijker te maken door te zeggen dat het echt geen smaak heeft en een chewy bite geeft aan het drinken. De journalistieke geest van Kuifje heeft ons meer over de streep getrokken dan het verkooppraatje. Eenmaal tapioca ervaren bleek het verkooppraatje helaas de waarheid. Laten we het erop houden dat tapioca qua smaak inderdaad niet avontuurlijk is, maar als je niet weet wat er in je thee drijft en waar je op zit te kauwen is het wel degelijk een experience.
Het is stralend weer en bij het Pantheon eten we een pizza en – uiteraard – lasagne. U mag gokken bij wie welk gerecht hoort.
Na een wandel- c.q. strompeltocht naar het Colosseum en het Forum is het voor één paar voeten toch echt genoeg geweest. Zelfs de 250 meter naar de ijswinkel zijn nu een bijna niet te overwinnen hindernisbaan. Morgen zoeken we tactisch een museum op.
Oke, ik kan dit op maar een paar uur slaap. Er zijn hele volksstammen die op slaapgebrek prima kunnen doen alsof ze functioneren (ouders?). Mijn voeten doen het inmiddels niet meer en ik zit in een fase dat ik inmiddels vind dat zwarte ballerina’s ook onder business attire vallen. Het laatste deel van de conferentie is aangebroken.
En weer is alles georganiseerd om indruk te maken: het beeld en geluid, de intermezzo’s, sprekers van Microsoft en professoren. En dan mogen wij. Of nou ja, mijn collega. Samen met een collega uit Zwitserland doen ze hun presentatie over het gebruik van data en het slaat aan. Mensen schrijven, maken foto’s van slides. Fijn om te zien dat de filosofie die we uitgedacht hebben aanslaat.
En net als je denkt dat je alles wel gezien hebt, word je geconfronteerd met een fenomeen waar ik nog nooit van had gehoord: de farewell lunch. Blijkt gewoon een fancy woord voor nog meer netwerken en de afgelopen 24 uur recenseren alleen dan onder het genot van een – wederom – culinair hoogstandje.
Langzaam druppelt iedereen terug naar de luchthaven. Iedereen? Nee, slechts één medewerker houdt dapper stand. Ja, mensen: we zijn nog steeds in Rome. Collega is naar huis, maar de avonturen van Gerard en Tessa gaan nog door.
We hoeven pas om twaalf uur in het hotel te zijn voor de generale repetitie van beeld en geluid. Dat is natuurlijk genoeg tijd om nog even terug te gaan naar het Forum.
Mijn collega is een keer eerder in Rome geweest, maar heeft het Forum toen gemist. Hij kan bijna niet enthousiaster zijn om het te gaan bezoeken. Aangekomen bij het Colosseum blijkt dat we een ticket moeten kopen. Online. Maar ter plekke kunnen we de tickets fixen en eenmaal binnen heeft de collega het gevoel of alles op z’n plek valt.
We lopen door eeuwenoude ruïnes en zijn op de plek waar voor eeuwen het centrum van de Europese macht was. Als het nu al zo indrukwekkend is, hoe overweldigend moet het geweest zijn voor krijgsgevangenen en bezoekers die naar Rome kwamen? Het zijn niet eens de bakstenen die nog gaaf zijn, maar het is de schaal. Alles is zo groot maar ook zo efficiënt neergezet. We hebben daarnaast prachtig weer en er zijn bijna geen toeristen.
Als we weer terug zijn in het hotel begint de conferentie. De lunch is een culinair hoogstandje. De opening is gericht op indruk maken. Sprekers zijn goed. De directies en allerlei hoger management borrelt en babbelt en wanneer het diner aanbreekt voel ik me een beetje barbaars. Geshuffled zit iedereen door elkaar en ik heb geen idee welke van de drie vorken ik als eerst moet gebruiken. Afkijken helpt. Wie weet denken mensen nu dat ik bedachtzaam ben ofzo.
Nadeel van zo’n dag? Je voeten doen zeer, want hakken en de bedtijd ligt ver na die van mijn gebruikelijke…
Tot grote naijver van een hoop mensen mag deze dame op kosten van haar werk naar de eeuwige stad Rome. Daar moet een addertje onder het gras zitten denkt u, maar behalve het volgen van een conferentie over het gebruik van data tijdens de coronapandemie in een überluxe hotel is er niets; geen kleine lettertjes of verborgen polisvoorwaarden.
Samen met een collega toog madam dus naar Rome. Met vliegtuig, maar dat wil niet zeggen dat we deze collega niet een mooie Oost-Europareiservaring kunnen geven. Geen idee of hij dacht dat dat bij de reis hoorde, maar daar gingen we.
Over de vliegreis zelf valt weinig te melden behalve dat het bewolkt was en de halve raad van bestuur dezelfde vlucht had. Saillant detail, komt nog terug.
Bij aankomst moesten we nog naar het hotel. Een trip van een kilometer of dertig. Collega dacht aan taxi’s, ik had het OV al uitgeplozen en de collega was wel in voor een avontuur. Daar gingen we met de trein richting Trastevere. Het kaartje kopen was al een fijnmazig labyrint, maar er kwam een ticket met bonnetje uit. Op Trastevere moesten we met de bus. Maar de bus stopte niet bij Trastevere. Handen en voetenwerk hielpen ons naar de bushalte en toen moest daar nog een kaartje voor gefixt worden. Een kiosk bood uitkomst en het werd wachten op de bus. Het informatiebord was wat cryptisch, maar onze bus kwam dan toch echt op de plek waar wij stonden te wachten en reed naar het hotel waar we zijn moesten. Collega vond het duidelijk een enorme belevenis. Aangekomen bij het hotel stond daar de raad van bestuur buiten lekker te keuvelen. Die hadden overduidelijk geen OV genomen (“hadden jullie een andere vlucht?”).
Het was zeven uur en waarom niet nog even het centrum in gaan? Tijd voor de volgende nieuwe ervaring voor collega: Uber. Binnen een zucht waren we in het centrum en collega kon niet geloven hoe makkelijk het ging. Eenmaal geland bleek de collega uit hetzelfde hout gesneden te zijn als minimaal twee personen uit familie Van Valen. Colosseum, Pantheon, het Forum Romanum, de Palatijn, Piazza Navona, de zuil van Trajanus en de Trevifontein. Je kunt het allemaal in het donker bekijken en het is nog steeds indrukwekkend. Collega is inmiddels niet meer te houden en morgen gaan we nog even terug naar de Palatijn. Hij vraagt zich inmiddels af waarom er geen collega’s zijn tegengekomen in het centrum. Morgenmiddag begint dan de conferentie.
Je zou maar moeten werken in Rome zeg…
Vanuit Wenen rijden we richting huis. We besluiten te lunchen in het ontzettend gepolijste Salzburg. Gewoon omdat het kan. Ook in Salzburg is te zien dat men normaal meer mensen ontvangt. Hoewel de hele wereld wegblijft, komen we de ene Nederlander na de andere tegen.
We lunchen in een koffiehuis. Zo’n koffiehuis waar je de krant moet lezen en een uur moet doen over je koffie. Dus het tempo van de bediening is evenredig. Niet iedereen heeft dat begrepen en dit is dan ook het moment dat je spijt hebt van je Nederlanderschap.
Schuin tegenover ons zat een ouder echtpaar en een dame. Een van de twee dames was chronisch aan het woord over de meest futiele onderwerpen. Haar eega was echt volledig uitgecheckt en de andere dame zat opgesloten in het gesprek. Helaas voor de meneer die uiteindelijk erg graag weg wilde, duurde het even voordat de ober dat ook wilde. Toen de rekening kwam moest die uiteraard gesplitst worden en daar ging de monoloog verder. Meneer wilde eigenlijk gewoon weg en we geven hem geen ongelijk. Zelfs de Vlamingen die tegenover ons zaten en natuurlijk ook alles goed konden volgen maakten opmerkingen over het oeverloze gekwebbel. We wensen meneer sterkte.
Na het kletsende gezelschap kwam er een nieuw Nederlands groepje. Twee vijftigers plus ouders. Als er iemand alle tijd heeft zouden het deze mensen moeten zijn, maar niets was minder waar en, boy, hadden zij het verkeerde tentje uitgezocht. De meneer die in de vijftig was, is het alfamannetje. Hij koos het tafeltje en leidde iedereen naar de stoelen. Toen na een kwartier nog steeds geen bestelling was opgenomen ging hij vrij snel de escalatieladder op. Het begon met gedempt gemopper wat een steeds luider volume aannam. Er was een ober in zicht, maar die bediende het andere deel van het terras. Niet gehinderd door enige territoriumregels beende de Nederlander op de arme ober af en blafte in goed steenkolenduits dat hij graag wat wilde bestellen. Verongelijkt kwam hij terug naar zijn tafeltje en mokte dat ze er “natuurlijk snel aankomen”. Helaas voor hem en ter entertainment van ons was niets minder waar. Dus vol ongeduld ging hij maar alvast zelf in de vitrine kijken welke taartjes ze hadden. Teruggekomen legde hij aan echtgenote en ouders uit dat “hij gewoon niet iemand is die gaat wachten”. Toen de ober van onze kant kwam en eerst met een schijnbeweging naar zijn tafeltje liep om eerst gasten naast hem te helpen die na hem waren gaan zitten, zagen we alle raderen vastlopen en een kleine kortsluiting ontstaan. In zeer afgemeten Duits bestelde hij drinken en ging hij zelf naar binnen om vier bijbehorende taartjes te fixen. Toen vervolgens het drinken en vier compleet willekeurige taartjes werden gebracht en er discussie losbarstte over wie welk taartje mocht, had de frustratie zijn toppunt bereikt: meneer “had gewoon wat gekozen dat een vitrine stond”, want anders hoefde hij het niet. “Zoiets vind ik gewoon niet te doen.”
Het degelijke Salzburg wordt vanzelf leuk, maar je moet wat verder kijken dan de barokke, gepleisterde huizen.
Inmiddels rijden we in Duitsland. Volgens de navigatie gaan we rond middernacht thuiskomen. We hebben ontzettend genoten van de vakantie en Roemenië heeft ons echt positief verrast. We gaan door alle geplukte munt en melisse bij de komende kopjes thee met weemoed terugdenken aan Malaja Oegol’ka en als we de paarden van de dierenarts achter ons horen zullen we ongetwijfeld meteen in oostelijke sferen verkeren. Oost-Europa, wat was het fijn om weer terug te zijn. Oekraïne, Roemenië en lezers: bedankt en do vstrechi!