Natuurlijk kom ik er niet mee weg met maar drie alinea’s over de Baai van Napels. Dus hier is een iets uitgebreidere versie van de afgelopen dagen.
Op dag 16 gingen we naar Pompeï. We hadden een soort museumkaart waar ook OV in zat, maar we zouden anderhalf uur doen over een kilometer of 7 en Pompeï is groot, dus dat zou een hoop tijd kosten. We reden daarom met Szusza naar een parkeerplaats waar we haar in de schaduw achter konden laten. Dat was meteen de laatste schaduw van de dag, want vrijwel alles boven twee meter bestaat niet meer in Pompeï en ligt dus de hele dag in de zon te bakken.
De museumkaart zat in een app die verschrikkelijk traag was. Maar de kaart moest gescand worden en er was maar een balie waar dat kon. Daar kwamen we na drie balies achter, want in Italië zal de helft van de baliemensen je in onverstaanbaar Italiaans iets vertellen en de andere helft glimlacht er nog bij, maar verwijst je vervolgens verkeerd door.
Naast ons stond een Nederlands gezin wat zo mogelijk nog minder begreep van het baliepersoneel dan wij. “Printer, maar ik heb geen printer in Italië. Hoe moet ik een digitaal ticket op papier meenemen?” (inclusief Gooische r en zeurderige stem). Verwarring alom. Uiteindelijk duurde het te lang en werden ze binnengelaten. Daarna mochten ook wij dan eindelijk naar binnen.
We waren nog geen halfuur binnen of een van ons kreeg dus last van een milde voedselvergiftiging. En dan is Pompeï groot en warm en druk. Langzaam, vooral niet met te veel haast en van schaarse schaduw naar schaarse schaduw kruipend, baanden we ons een weg door het eeuwenoude stratenraster. Gelukkig hadden we paraplu’s bij ons, zodat we die als parasol konden gebruiken (bij dezen de gratis tip die je leven redt wanneer je in de zomer naar Pompeï gaat).
Rond een uur of drie werd het echt te warm en hadden we wel een goede indruk gekregen. Het was tijd om terug te gaan naar ons hotel en in de buurt van de airco en het toilet te blijven.
De dag erna waren dus Herculaneum en het Archeologisch Museum aan de beurt. En was het aan de andere helft van ons om zich beroerd te voelen. Wederom was het een warme dag met veel zon en weinig schaduw. Ditmaal gingen we wel met het ov, want zowel Herculaneum als het museum zijn kleiner dan Pompeï. Dus je hebt er minder tijd voor nodig.
De eerste uitdaging was een bushalte vinden waar de bus ook echt stopte. Die was er toch niet, dus liepen we naar het treinstation van Castellamare di Stabia. Die wandeling an sich was al voldoende om in de hitte te blijven. De totaal niet gekoelde trein hielp nog even verder mee. Maar Herculaneum, here we come!
Na een uurtje bakken in de trein kwamen we dan toch echt aan in het decadente villadorp dat Herculaneum eigenlijk is geweest. Minder mensen, meer fresco’s en mozaïeken. Als je ooit naar Pompeï gaat, sla dit dan niet over.
De zon scheen genadeloos door en de trein die ons naar Napels zou brengen lag een halfuurtje lopen verderop. En weer een stationnetje wat eigenlijk een oventje was. De trein was gelukkig wel koel, maar besloot er halverwege mee op te houden en met het dreigement van de conducteur dat we weer zouden eindigen in Castellamare di Stabia, stapten we toch maar uit dit paradijsje.
Daar stonden we dan aan de rand van Napels. Weer in die snikhete zon en nog niet eens in de buurt van het museum. Een kwartier verderop was de tramhalte waar de tram stopte die ons dan weer bij de metro zou brengen die ons dan weer naar het museum zou vervoeren. Heeft u nog scherp dat dus een van ons niet lekker was? Dit was een lange, lange dag.
Het museum is een imposant gebouw met hoge plafonds waar de warmte goed kan opstijgen en met ramen die je open kunt zetten zodat de airco zijn werking totaal verliest. Dus zo verkoelend als het museum had geleken was het ook weer niet.
De collectie was dan wel weer de moeite waard en inmiddels was het half acht ‘s avonds. Door de hittegolf ‘koelde het af’ tot dertig graden en we moesten nog met het fantastische Napelse OV weer terug. Inmiddels waren we op een punt aangekomen dat we zo gaar waren van de hitte en de buikklachten dat het vanaf hier eigenlijk meer overleven werd. Elke tegenslag, hoe klein ook, werd een uitdaging. Een pinautomaat die het niet doet, een halte missen, een taxi bellen zodat we de route van vanmorgen niet in omgekeerde richting bergop hoefden te lopen, een tas vergeten, het enige wat nog telde was de airco en het vooruitzicht van het bed.
Er komt een moment dat we hiernaar terugkijken en lachend onszelf afvragen waar we mee bezig waren, maar hoe erg het ook afzien was, het was de moeite waard.