Gjirokastër en omgeving is een thuis voor de Griekse minderheid in Albanië. Hoeveel dat er zijn weet niemand precies, want de minderheden hebben de laatste volkstelling uit 2011 geboycot. Maar dat mag de pret niet drukken dus daarom staan de plaatsnaamborden zowel in het Albanees als in het Grieks. Zelfs de taxi’s hebben het woord in het Albanees en in het Grieks op hun auto staan.
Diplomatiek als diasporalanden zijn, zit er in Gjirokastër een Grieks consulaat om de Griekse belangen in het buitenland te behartigen. Dat dit spanning oplevert is te zien aan de grafitti die op veel plekken over de Griekstalige borden is gesprayd.
Toch kunnen we geen genoeg krijgen van de Grieken en gaan we vandaag naar Butrint. Zeg maar het Pompeï van Albanië minus de vulkaan en uitbarsting. Onderweg lossen we het mysterie van de maximumsnelheid op, want voor ons rijdt de verkeerspolitie. Met minimaal 73 kilometer op de teller. Langs een bord dat aangeeft dat je maar 50 mag op die plek. Wij concluderen dat er dus geen maximumsnelheid moet bestaan in Albanië. Je rijdt maar zo snel je nodig acht, of zo snel dat er geen krasjes op de lak van je dure Mercedes komen.
Butrint ligt op een soort van schiereiland. Ten oosten ligt een flinke lagune, ten westen Corfu. In het noorden ligt het vast aan Ksamil en ten zuiden ligt een nauwe doorgang die de lagune met de Straat van Corfu verbindt.
Wikipedia leert dat er in 1959 een weg is aangelegd naar Butrint omdat Nikita Chroetsjov op bezoek kwam (die prompt zoveel inspiratie kreeg van al dat archeologisch geweld dat hij suggereerde een duikbootbasis van Butrint te maken) en dat men in 2010 de weg heeft gemoderniseerd. Dit was echter een kleine ecologische ramp, dus er ligt geen brug tussen Butrint en het kanaal. Deze informatie is randvoorwaardelijk.
Gisteren kwamen we namelijk vanuit het noorden naar Ksamil gereden en toen stond er forse file. Die file stond er vandaag weer en nu moesten we voorbij Ksamil zijn. Gelukkig kun je ook vanuit het zuiden naar Butrint rijden. Dus file ontweken.
Ware het niet dat er dus een brug mist. Gelukkig is er wel een pontje. Nou ja, drijvende tonnen met houten planken is een accuratere omschrijving. Maar Szusza mocht mee en het pontje begon meteen te deinen. Het noopte een van ons tot de uitspraak: “Doe maar je gordel los, dan kun je snel de auto verlaten als het moet.”
Geheel droog en zonder problemen kwamen we dan uiteindelijk toch aan in Butrint. De volgende uitdaging was een parkeerplek vinden. Maar ja, we zijn in Albanië, dus zo’n uitdaging is dat ook weer niet. Je mag hier namelijk overal je auto parkeren, zelfs zonder knipperlichten aan en zelfs wanneer je dubbel parkeert. Do as the Albanians do. Dus wat in Nederland niet zou mogen, hebben wij met hordes andere Albanezen wel gedaan: de auto geparkeerd langs de doorgaande provinciale tweebaansweg waar Albanezen als het even kan het liefst met z’n drieën naast elkaar rijden. Maar Butrint, here we come.
Tegen de richting in liepen we het rondje. Bij het museum kwamen we een rondleidinggroep tegen waarvan de gids het meer dan zat was. Met een toon die geen tegenspraak duldde (“English group, time to go. Now.“), werd iedereen weer bij elkaar geroepen en naar de uitgang gedirigeerd.
Wij liepen verder op iets wat aan het begin nog het officiële pad leek. Het stond ook op het plattegrondje, maar het pad werd steeds smaller en steeds uitdagender (langs mooie ruïnes, dat wel en het rook naar een kruidensauna met salie). Daar klauterden we dan met 34 graden op gympies en espadrilles. Prachtige ruïnes hoor, maar op een gegeven moment was er geen pad meer en stonden we bovenop een Helleense poort in plaats van ervoor.
Tsja, wat doe je dan? Het hele stuk weer terug klimmen? Illegaal bovenop een Griekse poort lopen wat ook niet de bedoeling is? Hoe had die rondleiding dat dan gedaan? Gelukkig hadden Grieken eeuwen terug ook al trappen en gelukkig maakten ze die ook van steen. De trap had meer dan tweeduizend jaar overleefd om eindelijk weer gebruikt te worden. Tot de trap aan het eind was afgezet met een houten hek. Oeps. Het hek kwam maar tot heuphoogte, dus de laatste klim van vandaag bewaarden we voor dat hekje. Het officiële, begaanbare pad lonkte al naar ons.
Na deze onverwachte boswandeling hebben we ons maar angstvallig aan de brede weg gehouden. We kwamen nog langs een Byzantijnse kerk, een forum en een amfitheater en daar was Szusza alweer. Ongeschonden, maar opgewarmd tot een botanische plantenkas.