De dag dat we weer teruggingen naar Oekraïne was aangebroken. En dit stukje op de blog wordt een klein lesje in geschiedenis en politiek. Moldavië is namelijk tweetalig (à la Luxemburg): de mensen spreken er Roemeens en Russisch. Dat betekent dat er dus in dit geval ook twee etniciteiten zijn: Roemeens/Moldavisch en Oekraïens/Russisch. Na de onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie ging Moldavië een eigen identiteit proberen op te bouwen en omdat ze net van de Sovjet-Unie af waren was de nieuwe Moldavische identiteit net iets te Roemeensgeoriënteerd volgens de Russisch/Oekraïense kant van de bevolking. Een deel van de Russisch/Oekraïense bevolking woont aan de oostkant van de rivier de Dnjestr of Nistru. Zij riepen de onafhankelijkheid van hun gebied uit. Dit werd Transnistrië. De burgeroorlog die volgde loste niets op en vandaag de dag vindt Transnistrië nog steeds dat het onafhankelijk is. De rest van de wereld, op wat vage republiekjes na, vindt dat niet. Omdat de Transnistriërs zichzelf erg serieus nemen hebben ze een officiële grens met controles en dergelijke. Dit was de achtergrond die u moest weten voor het volgende.
We vertrokken dus uit Chisinau naar Odessa. Voor degenen met een atlas: meet de afstand en u begrijpt onze keuze. Voor iedereen zonder atlas of zonder zin om een atlas op te zoeken: Moldavië en Oekraïne hebben niet veel wegen, dus een omweg is lang en vaak niet in goede staat. De snelste weg was dus die door Transnistrië, dat niet erkende staatje dat praktisch als communistische vrijstaat fungeert. De afstand naar de grens was een kilometer of vijftig. Bij de Dnjestr aangekomen reden we eerst door drie soldatenposten en langs een tank die strategisch gericht naar Moldavië stond. Hier kwamen we ook de Russische veiligheidstroepen tegen die daar gelegerd zijn om de toestand in de gaten te houden. Officieel dan. Na soldatenpost nummer drie kwamen we bij de eenzijdige Transnistrische grenscontrole. Hier krijg je geen stempels, maar wel een migratiekaart die uit een verrekt modern bonnetjesprintapparaat kwam. Onze paspoorten werden ook in een hypermodern systeem gescand. Met ons kentekenbewijs konden de douaniers niet zoveel waardoor onze pseudo-Rus het document naar het Russisch mocht vertalen. Dubbele achternamen waren ook moeilijk. Maar een klein kwartiertje later mochten we naar het volgende loket voor een vignet. Ook dit werd elektronisch geregistreerd, maar we kregen wel een uitdraai mee. Met stempel en handtekening.
We waren in Transnistrië, in het niemandsland waar we zelfs geen bereik hadden voor onze telefoon. Omdat de migratiekaart zei dat we om 20u32 pas Transnistrië uit moesten zijn reden we even door de hoofdstad Tiraspol. Dit stelde niet heel veel voor. Binnen nog geen twintig kilometer was daar dan alweer de Transnistrisch-Oekraiënse grens. We wilden eigenlijk nog wel wat kopen (we moesten eigenlijk wel weer eens tanken), maar omdat het land door niemand erkend wordt werken onze pinpassen daar niet en we hadden ook geen Transnistrische roebels. Dus dat hebben we maar zo gelaten. We zagen wel een reclame voor Visa en Mastercard. Blijkbaar kunnen die daar wel werken.
Bij de Transnistrisch-Oekraiënse grens ging het er al even wonderlijk aan toe. Niemand vroeg naar onze migratiekaart, dus die hebben we nog (in Rusland is de migratiekaart met de hand ingevuld, soms geprint, en moet je hem inleveren anders heb je grote problemen. Zeggen ze, we hebben het nog niet gedurfd om uit te proberen). De Oekraïense kant was iets strakker. Een Transnistriër voor ons had geen goede papieren bij zich en de douanier was in een strikte bui. Omdat het erg lang begon te duren en er een soort patstelling werd bereikt gingen we naar de andere rij waar prompt gevraagd werd of de douanier vandaag niet wilde werken. De nieuwe rij ging gelukkig vlotjes en deze douanier vond het ontzettend leuk dat we Russisch begrepen en konden. Dat maakte dat de controle ook iets sneller ging… Nog onder een uur waren we over de grens weer terug in Oekraïne. Of “een soort van vertrouwd thuis” zoals een van ons twee zei. Nog een uurtje later waren we in Odessa.
In Odessa gingen we wat eten. Odessa is dé badplaats van Oost-Europa en trekt toch behoorlijk wat toeristen. In het zaakje waar we zaten, waren dus ook buitenlanders. Helaas voor het personeel spraken die geen Russisch of Oekraïens, maar helaas voor iedereen spraken de toeristen ook geen Engels. Dan vraag je je toch af wat je dan zoekt in een land als Oekraïne. Het personeel en de toeristen kwamen er niet uit en we hebben geholpen om te vertalen. De toeristen waren zwaar gefrustreerd (ze wilden een saus die er niet was en cola wisselen voor iets dat niet kon), maar het personeel was zichtbaar opgelucht dat de toeristen weer ging eten in plaats van moeilijk doen. Na het eten reden we in onze kosmonauto naar de Spoetnikjes, maar zagen we onderweg nog iemand instappen in een rijdende tram en een auto met een Pools kenteken, maar met een Russischtalig papiertje waarop stond dat de auto te koop was. Er was geen twijfel mogelijk: we zijn in het mentale hartje van Oost-Europa, waar alles kan en ook gebeurt maar waar de logica mee is ingestort met de Sovjet-Unie.