Dag 2 (Fylingthorpe, GB) – Duister

We zijn vandaag in het idyllische Whitby, een havenstadje. Het fijne aan Engeland is dat ze al gewend zijn om thee met melk te drinken en dat het van daar maar een kleine stap naar chai latte is. En wat nog fijner aan Engeland is, is de pastry die gewoon overal lekker is. Tenzij je niet van rozijnen houdt.

Whitby is het plaatsje dat Bram Stoker geheel onterecht heeft bedacht als plaats delict voor Dracula. Dit tot grote wanhoop van de lokale kerk die uit pure nood een A4’tje op de deur heeft gehangen met het verzoek om niet meer naar het graf van Dracula te vragen. De plaatselijke nering heeft er echter iets minder moeite mee en de combinatie van lokaal gedolven git en de ruïne van de abdij maken dit de perfecte omstandigheden voor iedere gothic die hier in de buurt rondloopt.

Wij zijn blijven plakken bij een Indiaas restaurant en de gemberwijn. Zonder rozijnen.

Dag 1 (Fylingthorpe, GB) – Sip

Daar waren we dan. Acht uur in de morgen en alleen een grenscontrole scheidde ons nog van Engeland. De meneer die onze paspoorten controleerden knoopte een beleefd praatje aan, maar werd licht cynisch toen we de kroning noemden. Gelukkig mochten we nog naar binnen.

Omdat we pas om vier uur ‘s middags in het huisje mogen, maken we een tussenstop in Beverley. Er is iets met Engeland. In de VS wordt er vaak naar Engeland gekeken als het klassieke, elegante, oudere en stijlvolle land met veel cultuur. Europeanen zien vooral hun eigen gelijk bevestigd. Beverley neigde naar de continentale vooroordelen. Alleen met contant geld kunnen parkeren, een haakwinkel en zes zakjes diepzwarte earl grey in een pot thee met een kannetje melk. En dan hebben we het nog niet gehad over de vriendelijke vrouw die toegaf dat het kroningsfeestje van komende zaterdag vooral een goed excuus was om dronken te worden. Om met een Beverleyse meneer die al een voorschot op zaterdag heeft genomen te spreken: just feel it!

Dag 0/1 (Rotterdam, NE/Hull, GB) – Vergeten

Er zijn van die vakanties waar je erg aan toe kunt zijn. Dit is er zo een. We gaan wandelen in Engeland en gezien de voorliggende periode liggen de verwachtingen op het niveau van Het Zoutpad van Raynor Winn. Nog een kleine sidenote: we gaan met mijn ouders.

We startten de motor van de auto om weg te rijden van huis toen een van ons bedacht dat het toch handig was om z’n paspoort mee te nemen. Dus een paar minuten later konden we poging twee ondernemen en vertrekken. Via een omweg pikten we ook mijn ouders op en toen begon poging drie. Wederom werd er gevraagd of de paspoorten gepakt waren en toen was er iemand in het gezelschap die naar wandelschoenen vroeg…

Het was inmiddels bijna zes uur en om zeven uur moesten we ingecheckt op de boot zitten. Maar ja, omdat het een wandelvakantie is, zijn wandelschoenen toch bijna even essentieel als paspoorten. Dus met nog een kleine omweg bereikten we als een van de laatsten Hoek van Holland. Met nog negen minuten op de klok parkeerden we Szusza in op het dek.

We delen met ons vieren een hut en daarmee een badkamer met maar twee handdoeken. Om acht uur lokale tijd arriveert de ferry, dus hebben we een soort ochtendrooster voor de douche gemaakt. Mijn moeder zou als eerste gaan en had haar wekker om 6:00 gezet. Om zes uur ‘s morgens zit je alleen dan op een boot midden op zee zonder enig bereik. En dat betekent wat voor de synchronisatie van je klok…

Afijn, we hadden alle tijd voor een zeer uitgebreid English breakfast en sommigen van ons zijn een illusie armer en diep teleurgesteld in ‘het systeem’.

Dag 22 – Home is where… (Thuis, NL)

De vakantie zit erop. We rijden weer naar huis. In Estland waren de protesten bij het Russisch consulaat grotendeels in het Engels en Oekraïens. Maar een Oekraïener hoeft geen uitleg over de souvereiniteit van zijn land. Wanneer je dat een Rus wil uitleggen door middel van je protest helpt het om de taal te spreken die de ander spreekt. We hadden niet eens uit Nederland we hoeven vertrekken om bepaald te worden bij grenzen en wat voor willekeur – en daarmee bevolkingsstromen – ze veroorzaken. Net over de grens met Duitsland worden we in Nederland welkom geheten door omgekeerde Nederlandse vlaggen. De wereld gaat ook gewoon door. Voor nu zit het voor dit blog erop. Wie weet waar de komende tijd ons naartoe brengt en welke mensen en landen we mogen leren kennen en ontdekken. Maar voor nu adjö!

Dag 21 – Fly me to the Moen (Udby, DK)

De plaatselijke metropool van zo’n 3000+ inwoners is Stege. Stege is de bezitter van twee primeurs: de eerste vrouwelijke burgemeester van Denemarken en de eerste vrouw in Denemarken die in het kader van heksenvervolging op de brandstapel belandde. Tevens geeft Stege op dit moment onderdak aan de grootste vliegenmepper ter wereld. Hij meet 1 meter 87 en luistert naar de naam Gerard. Ons huisje staat op het platteland en dat is te merken aan de biosfeer. Behalve een oorwurmachtig beestje dat in een spinnenweb liep en meteen gepakt werd (wat allerlei filosofische overdenkingen opriep) wonen er ook een aantal vliegen in huis. Nou ja, een aantal: ik denk zelf dat het er twee waren, maar alles wat je aandacht geeft groeit en vliegen zijn daar zeker geen uitzondering op. Dit simpele gegeven activeerde een jagersinstinct in de ene helft van ons die sinds de agrarische revolutie niet meer waargenomen was en een soort Hydra in de lokale vliegenpopulatie. Toen we aan het begin van onze vakantie naar huis gingen, konden we daardoor de weekendkrant meenemen die we initieel misgelopen waren. Hadden we toen niet naar huis gegaan, dan was er nu op Møn geen crisis in de vliegendepositie. Onze verhuurder had nog in het reglement gezet dat Udby en Møn kleine gemeenschappen waren en dat we dus rekening met de buren moesten houden. Ik gok dat de buren inmiddels panisch het WNF hebben gebeld, want er werd hier flink op los gemept (met de krant op vliegen welteverstaan). Over vijftig jaar lezen we dit bericht met groot afgrijzen terug omdat hier waarschijnlijk de massa-extinctie van de Musca domestica begon. Inmiddels is er al anderhalve dag geen vlieg meer te bekennen in ons huisje en in de nabije omgeving. Het is de laatste dag van de vakantie. Meneer loopt eindelijk tevreden rond en kan rustig zitten zonder met een periscopische blik de omgeving te scannen op vliegen, ondertussen jachtig reikend naar de oude krant. Ik kan eindelijk van de stilte van Møn genieten, zonder onderbroken geklap met gefoeter erachteraan. Vliegen zijn snel, heel snel.

Dag 20 – Bijtjes en bloemetjes (Udby, DK)

Vandaag is de zesde hoofdstad van deze vakantie aan de beurt: Kopenhagen. Nu gingen we niet perse de stad zelf bekijken, maar de dieren. Een van ons twee wil namelijk al heel lang naar de dierentuin. Om in Kopenhagen te komen hebben we twee reële opties: de auto of het OV. We waren wel in voor iets minder voorspelbaars, dus het werd een mix van auto en OV. Met de auto naar Vordingborg en vanaf daar met de trein naar de stad. Klinkt als een strak plan. Toch? Ik weet niet wat makkelijker is: een Deens treinkaartje kopen via een automaat of een dagkaart in een zekere grote Russische stad via de balie. We stonden dus met ons goede gedrag om kwart voor tien bij de kaartjesautomaat van station Vordingborg, toen we een stapje terug wilden doen in het aankoopproces om iets te checken. Dat was iets te veel gevraagd, want prompt viel de enige automaat van het station uit. Na enkele momenten verscheen er een zwart scherm met van die DDOS-letters waar gevraagd werd of we Windows in de veilige modus wilden starten. Nog een paar momenten later kwam er een zwart scherm met de tekst: starte op, gevolgd door de tekst ude af drift. We konden alleen maar raden wat dat betekende, maar het laatste woord noopte de Deen die achter ons stond tot een diepe zucht vol teleurstelling en frustratie. Hij nam een foto en liep sjokkend weg. Na een minuut of vijf dook er een vrolijk welkomstscherm op met een zandloper en weer wat later kwam dan toch eindelijk het oude vertrouwde kaartjesscherm weer tevoorschijn. Na een halfuur hadden we dan echt kaartjes voor de trein. In een voorstad van Kopenhagen werden we vriendelijk door een oudere Deense dame gewezen op de optimale route naar de dierentuin. Ze was zo behulpzaam dat ze nog net niet met ons de metrowagon in liep. Blijkbaar had ons kaartjesavontuur diepe sporen van angst en verloren vertrouwen in het systeem op onze uitstraling achtergelaten. De dierentuin zelf was klein maar fijn. De laatste keer dat we in een dierentuin waren was Blijdorp geweest en dat in zichzelf vereist al een gedegen wandelvoorbereiding van Nijmeegse vierdaagseproporties, maar dat hoeft hier niet. De ijsberen waren aan het ijsberen, de stokstaartjes aan het graven zoals in de Lion King en de schildpadden… Tjsa, die waren eigenlijk vooral druk bezig met schildpadjes maken. En dat doen ze denken we regelmatig, want er was een informatiebord dat ons fijntjes uitlegde hoe dat logistiek in z’n werk gaat bij schildpadden. Dat schild schijnt namelijk nogal in de weg te zitten. Met iets meer kennis dan ons lief was gingen we richting vrijstad Christiania. Onze grootste fan van street art hoopte dat daar tegen te komen, maar behalve street art kwamen we ook wat kunst van een geheel andere orde tegen. Zeg maar de kunst die je nodig hebt om je geest wat open te zetten om daarna daadwerkelijk artistiek van de wal te komen. Kortom, het was tijd om weer naar het burgerlijke Møn te gaan.

Dag 19 – Boswandeling, de Deense variant (Udby, DK)

Trouwe lezers van dit blog weten dat we met enige regelmaat een boswandeling maken. We hebben er eentje in Italië gedaan, maar ook vorig jaar in Oekraïne. Behalve giga-spierpijn is er dus geen reden om deze jonge traditie deze vakantie over te slaan. Dat gezegd hebbende, we zitten dus in Denemarken. Het land heeft een gemiddeld landschap als die ouwe gouwe Windows XP-achtergrond. Maar geheel onverwachts dook daar dan toch de kans op bosavontuur op. We wilden de klippen van Møn bekijken. Blijkt dat de weg op 2,9 kilometer erlangs scheert. Geen probleem wanneer het alleen maar licht glooiende velden betreft, maar niet voor niets is dit deel van Møn aantrekkelijk bij (Nederlandse) toeristen: aan de oostkust bevinden zich wat onnederlandse verkijkjes. Op de laatste gratis parkeerplaats lieten we Szusza achter. Toen bleek dat de ene helft van ons de tas met schoenen uit de auto had gehaald. Tsja, geen wandelschoenen. Maar volgens de navigatie leek het erop dat het pad met relatief normale schoenen ook wel te doen zou zijn. Op onze weg kwamen we eerst een bemoedigend waarschuwingsbord tegen dat ons vertelde dat de klippen kunnen instorten. Vervolgens kwamen we alleen maar wandelaars tegen in hikekleding: denk hempje, korte broek, hoge sokken, stevige bergschoenen en dito wandelstok. Nog nooit hebben we ons zulke stadsgroentjes gevoeld. Enigszins met lood in de schoenen vervolgden we onze weg om in een beukenbos terecht te komen. De laatste keer dat we in een beukenbos liepen werd ons tijdens het wandelen droog verteld dat er beren in het bos waren. Met die ervaring in het achterhoofd loop je toch wat schichtig door zo’n bos heen. Het mag dan geen Oekraïne zijn, maar Hans Christian Andersen van die sprookjes komt uit Denemarken en al die behekste bossen moeten toch wel ergens op realiteit gebaseerd zijn. Geen beren, maar wel lonkende Oekraïense bospaadjes. Gelukkig hadden we een groter exemplaar met hekjes langs de echte afgronden die ons naar de klippen met een wijds uitzicht bracht. De trap naar beneden naar het strand hebben we maar even gelaten voor wat het was, want morgen staat Kopenhagen op het programma en kreupel van de spierpijn door een stad heen banjeren is een ervaring die we graag in Rome laten.

Dag 18 – Oversteek (Udby, DK)

De laatste week van onze vakantie brengen we door op een eiland. Oorspronkelijk wilden we naar Gotland, een eiland voor de Zweedse kust, maar dat werd logistiek en planningstechnisch een uitdaging, en aangezien we nog een keer terug moeten naar Stockholm, komt Gotland ook nog wel. We zitten dus nu op een ander eiland en wel in Denemarken: Møn. Vanuit Malmö hebben we de befaamde brug (en tunnel) over de Sont genomen. Het weer was vandaag fantastisch waardoor we goed zicht hadden op het Kattegat, de Zweedse kust, Kopenhagen en de eilandjes met de meest mooie namen: Saltholm en Peberholm. Ja, inderdaad: zout en peper. Het ultieme teken dat er een overdadige overvloed aan eilanden is in de Baltische Zee wanneer je je genoodzaakt ziet tot dit soort namen. Vanuit Møn hopen we nog naar Kopenhagen te gaan, het strand vanuit Denemarken te bekijken en onze laatste vakantieboeken uit te lezen. We twijfelen nog of we spijt hebben van de keuze voor Møn. Het eiland is mooi, maar een deel van de motivatie om normaal ons op te houden in Oost-Europa is ingegeven in een lichte vorm van teleurstelling wanneer we medelanders tegenkomen op vakantie. Maar alleen al op de parkeerplaats van de Aldi zagen we drie andere Nederlandse auto’s staan.

Dag 17 – Labyrint (Malmö, S)

We zijn in Zweden en als je Zweden zegt, denk je IKEA. Dus waar kun je beter naartoe gaan voor je eerste toeristenbehoeften in plaats van souvenirwinkels en restaurants? Juist, IKEA in Zweden. Bijkomend voordeel: misschien waren er wel andere toeristen met hetzelfde idee, maar doordat er veel IKEA’s zijn en de winkels zo groot zijn, hebben wij ze niet gezien. De IKEA-ervaring begon al voor de eindbestemming bereikt was. Het pand zat verstopt op een soort woonboulevard meets industrieterrein, waardoor we in eerste instantie aan de verkeerde kant van de snelweg zaten. De wegwerkzaamheden hielpen ook niet mee, maar uiteindelijk had onze navigatie een route dwars door een parkeergarage heen gevonden. IKEA’s hebben altijd grote parkeerterreinen en deze IKEA was geen uitzondering. Er was een ingang voor laden en lossen, er was een ingang voor mensen die slecht ter been zijn, een ingang voor gezinnen, nog een ingang voor laden en lossen maar dan voor klanten en uiteindelijk een ingang voor het gepeupel waar wij bij horen. De auto was dan eindelijk op de goede plek geparkeerd, het feest en zoek de tien verschillen kon beginnen. Verschil nummer 1: op de draaideur staat geen “hej* *Zweeds voor hallo“. In Nederland is de draaideur van IKEA relatief zen en leeg, afgezien van de begroeting die erop geplakt is. Hier waren heel veel stickers op de deuren geplakt. De draaideur duurde te kort om ze allemaal te lezen, maar er was geen hej. Eenmaal binnen was rechts van ons een cafeetje met daimtaart, voor ons een roltrap en tussen de roltrap en het café een plattegrond. U leest het goed: een plattegrond. En het was geen ontruimingsplan. Deze plattegrond had een u-bent-hier-stip, een legenda en de onthulling waar welke afdeling zich bevond. Nog een beetje beduusd zijn we maar naar helemaal boven gegaan om ons vervolgens naar beneden te werken. We kwamen aan op de derde verdieping (verschil nummer vier) bij het restaurant. Want waar kun je nu beter Zweedse balletjes eten dan bij een IKEA in Zweden (ze zijn trouwens in de aanbieding bij de supermarkt om de hoek van ons hotel). In het restaurant bleek de IKEA-familypas gewoon te werken, alleen is de gratis thee of koffie in het weekend op. Als we meer dan honderd euro zouden besteden in de IKEA zelf, kregen we onze maaltijd gratis. Drie seconden hebben we overwogen een paar keukenkastjes mee te nemen, maar het formaat is zo onhandig. De vegetarische balletjes bleken goedkoper te zijn dan de “echte” balletjes en hier krijg je er doperwtjes bij en als je durft aardappeltjes gekookt in schil. Omdat we dus thuis met de keuken bezig zijn, hebben we die afdeling bekeken. We konden met de roltrap naar beneden en kwamen terecht op een verdieping, tsja, hoe leg je dat uit? Op die verdieping was een deel zoals je dat in Nederland ook ziet met allemaal samples van deurtjes en aanrechtbladen. Maar er leek ook een soort van kantoor ingericht te zijn voor de keukenontwerpers en keukenplanners. Er waren zelfs stilteruimtes leek het wel. En dan was er nog een gedeelte met showkeukens. Omdat de verdieping rond was, kon je met de roltrap naar beneden in een oogopslag dit dus allemaal zien. Het was alsof je in de Lion King op die rots staat te overzien welk land je straks gaat overheersen, met in je achterhoofd je innerlijke voice-over: “Daar is het schaduwland, smållland, daar moet je ver van weg blijven.” Inmiddels hadden we de keukens wel bekeken en wilden we weer gaan. We bereidden ons mentaal voor op een barre tocht door wat in Nederland de onderste verdieping zou zijn met misverstanden in de vorm van allerlei handige spulletjes die je niet nodig dacht te hebben, maar wederom zijn we nog steeds in Zweden: we konden met de roltrap gewoon naar beneden en direct naar buiten. Het enige wat we tegen zijn gekomen zijn een paar stinkende kaarsen en een meetlat voor toegang tot het schaduwland. Natuurlijk waren er zat overeenkomsten. Ik bedoel, het was vrij duidelijk dat we ons in een IKEA bevonden. Maar waar je ook bent ter wereld: in Rusland, Zweden, Nederland of Oekraïne: er zijn altijd kinderen die zich suf vervelen en gaan lopen klieren.

Dag 16 – Schuitje varen (Stockholm, S)

Vannacht zijn we de Botnische Golf overgestoken. We werden wakker in de scherenzee. Honderden, zo niet duizenden eilandjes liggen hier in het water. Je vraagt je af hoe veel pogingen het gekost heeft om een vaarroute uit te stippelen. Zigzaggend varen we naar Zweden. Ook op deze boot is er een schier oneindige voorraad aan alcohol, maar de behoefte aan alcohol lijkt nu niet zo groot – zowel in relatieve als absolute zin, want het schip is mager bezet met passagiers. We hadden het lumineuze idee om de auto met bagage alvast bij het hotel achter te laten, zodat we met OV naar het centrum kunnen. Dat ging bijna vlekkeloos, totdat we op het centraal station van Stockholm aankomen. Toen werd het spoorzoeken voor gevorderden. Hoewel de ene helft bij de scouting heeft gezeten en de andere helft als hobby atlassen lezen had, was dit toch wel als navigeren naar de bronnen van de Nijl. Uiteindelijk kwamen we dan toch terecht in een tram die ons naar het volgende schip bracht: de Vasa. Als rechtgeaarde Nederlander was het natuurlijk meteen duidelijk waarom dat schip geen lang leven beschoren was: te weinig gegeten. Veel te dun en veel te hoog. Alsof het een bonenstaak was. En dan te bedenken dat er Hollanders hebben meegewerkt aan het ontwerp en de bouw van dat schip. Wij hangen de complottheorie aan dat die zijn omgekocht door de Polen. Een collega is groot fan van Stockholm, dus we hadden wat tips gekregen. Na de Vasa, hebben we het museum van moderne kunst nog bezocht en toen begon de volgende speurtocht. Van het museum van moderne kunst wilden we naar het Fotografiska. Nu is Stockholm een soort van Venetië (van dit Venetië ben ik iets meer onder de indruk), dus je bent gebonden aan een soort raadsel van de bruggen van Koningsbergen meets wegwerkzaamheden. Gelukkig is het Fotografiska de beroerdste niet, dus werden we aangemoedigd: “Als je een intervaltraining van 800 meter doet (Yeah, right met dit plakweer), ben je bij Fotografiska”; “Je bent nu even ver verwijderd van ons als de langste sandwich ter wereld (en die is dan net iets langer dan je op dat moment hoopt)”. Uiteindelijk was daar dan toch het laatste museum voor vandaag en hadden we zoveel gelopen dat de voeten nu, een aantal uur later, nog steeds niet aan te raken zijn. Stockholm is een mooie stad en we hebben nog maar een fractie gezien. Dit roept erom nog een keertje terug te gaan.