Vandaag gingen we naar iets wat het equivalent zou kunnen zijn van het Arnhems openluchtmuseum, maar dan op z’n Oekraïens. Dit museum is een luttele 150 hectare groot met allerlei traditionele gebouwen uit allerlei Oekraïense streken. Voor de broeders was dit de eerste keer, Mrs. en Mr. De Mol hadden vergelijkingsmateriaal. De vorige keer was het museum bijna niet te vinden op internet of op de navigatie. Nu wel. De parkeerplaats was vol. De parkeerwachter duurder en we waren nu niet de enige buitenlander. Het enige wat niet veranderd was, was de onwil om te helpen bij het personeel. Dit museum wordt heel erg zeer waarschijnlijk door de overheid gesubsidieerd, dus ze spreken er Oekraïens en niets anders dan Oekraïens. Op zich niet erg, maar dan zou het wel lief zijn als je of langzamer praat, of duidelijker. Enfin, we kwamen binnen. Daar wachtte ons een mannetje op dat plattegronden verkocht en hele foute grappen maakte. Helaas hadden we toch een plattegrond nodig, dus gaven we hem toch maar die vijf hrivnya. Nu kon de ontdekkingstocht beginnen. De broeders leken goed vermaakt te worden.
In tegenstelling tot twee jaar terug waren er hier en daar nu wel pinautomaten te zien en konden we nu ook ons talent beproeven op een traditionele Oekraïense hoorn. Het verschilde per huisje hoe bereidwillig mensen waren uitleg te geven en ook hoeveel geld ze verdienden om last te hebben van Oekraïense principes. Een vrouwtje hield een gastenboek bij en wilde een berichtje in het Nederlands hebben, een andere meneer wilde per se Engels spreken, nog een ander mannetje vertelde dat hij Nederland kende en bracht ons wijselijk bij (in het Oekraïens) dat we niet moesten zeggen dat we uit Holland kwamen, maar uit Nederland, want Holland was maar een deel van Nederland. Verder kregen we uitleg in het Russisch (“kijk, hier is de Russische vertaling”), onomatopeën (“daar staan de bèèhèè”) of alleen Oekraïens (“Slava Oekrainy!”). Het weer was lekker en de warmte goed te doen. Kortom, het was een heerlijke dag.